Categorie archieven: Het leven van een leerkracht

Mijn schooladvies: geen onnodige toetsdruk  

Dit schooljaar doen alle groep 8 kinderen de Doorstroomtoets. Deze toets is de vervanger van de Eindtoets en wordt niet in april maar in februari afgenomen. Doel is om enerzijds alle gegevens te hebben voordat een definitief schooladvies gegeven wordt. En daarnaast om duidelijk te maken dat het hier geen eindstation betreft maar een ‘meetmoment’, waarna doorstromen altijd mogelijk is. Mede het vegroten van de kansengelijkheid ligt hieraan ten grondslag.  

Je kunt je vraagtekens hebben bij het verplicht toetsen van alle kinderen. Maar als we dat even buiten beschouwing laten, lijkt het een goede verandering dat deze toets naar voren is gehaald. De afgelopen jaren waren de schooladviezen gegeven en de kinderen bij hun scholen aangemeld, waarna ze tóch nog een Eindtoets moesten maken en het schooladvies kon worden bijgesteld. Dat werd dan een ‘heroverweging’ genoemd. Zeer onhandig omdat bij aanpassing van een advies de aanmelding en soms ook de schoolkeuze weer veranderde. Het is dus prettiger om álle gegevens te hebben voordat een schooladvies gegeven wordt.  

Jammer genoeg is het niet bij deze verandering gebleven. Scholen zijn nu ook verplicht een voorlopig advies in januari in groep 8 te geven, zes weken voordat de Doorstroomtoets plaatsvindt. Dat betekent dat een leerkracht in januari 25 gesprekken voert over het voorlopig advies, en een paar weken later in maart wéér 25 gesprekken over het definitieve schooladvies. Niet alleen levert dat onnodig veel gesprekken op, het is ook de oorzaak van een extra druk op de Doorstroomtoets. In zes weken tijd kun je van een kind niet verwachten zich dusdanig te ontwikkelen dat een schooladvies wordt aangepast. Het enige dat dus nog van invloed kan zijn is de Doorstroomtoets. En juist dát zorgt voor een ongewenste en onnodige toetsdruk. 

Mijn oplossing? Zorg dat kinderen en ouders tijdig worden meegenomen in het adviestraject. Geef eind groep 7 een denkrichting mee (noem het desnoods een voorlopig schooladvies) en bespreek dit ook begin groep 8. Een advies op basis van oa observaties, ontwikkelpunten en schoolresultaten. Om vervolgens na de Doorstroomtoets te komen tot een definitief schooladvies.   

Overigens, het aanpassen van een toetsnaam betekent nog niet dat ‘doorstromen’ in de praktijk ook mogelijk is. Daar is ons onderwijssysteem helaas nog niet helemaal op berekend. En onze ‘prestatiemaatschappij’ ook niet.

Maar goed, in de politiek wordt al té vaak té lang gepraat. Laten we het eens klein, en daardoor goed haalbaar houden. Aan de slag! 

Wie staat er dan wel op?

De afgelopen jaren heb ik regelmatig tegen de verplichte eindtoets gestreden. Niet zozeer tegen de toets zelf, maar wel tegen de rol die de toets had bij de advisering in groep 8. In mijn ogen zijn scholen prima in staat tot een passend advies te komen zonder deze momentopname. 

Inmiddels heb ik geleerd en gezien dat dit niet overal zo gemakkelijk is. Uit diverse onderzoeken blijkt dat té veel kinderen té vaak een té laag schooladvies krijgen. Bijvoorbeeld vanwege het opleidingsniveau van de ouders. Dat is de één van de hoofdredenen waarom minister van onderwijs Arie Slob de verplichte Eindtoets wil behouden. 

Volgens mij wordt hiermee een enorme denkfout gemaakt. De Eindtoets vergroot juist voor een deel de kansenongelijkheid. 

Ik zie steeds meer leerkrachten eigen bedrijfjes beginnen om kinderen te ‘helpen’ in de voorbereiding voor de Eindtoets. Omdat, zo zeggen zij, kinderen wat meer zelfvertrouwen nodig hebben of door deze interventie een hogere score kunnen behalen. Wat is het gevolg: kinderen van welgestelde ouders volgen deze bijles. Maar de kinderen voor wie het echt belangrijk is, die hoeven niet bij deze ‘leerkrachten’ aan te kloppen. Dat draait in mijn ogen niet om onderwijs, maar om winstbejag. Enerzijds verwerpelijk. Aan de andere kant, als je als basisschoolleerkracht ziet dat er in het voortgezet onderwijs veel meer wordt verdiend kun je er wel een voorstelling bij maken. 

Als dit kabinet echt iets wil doen aan de kansenongelijkheid, dan zou het zich er niet zo gemakkelijk van af moeten maken met eenvoudige middelen zoals een toets. Het zou de oorzaken moeten analyseren en aanpakken.  Een voorzet:

Zorg voor voldoende middelen en goed opgeleide leerkrachten. Dicht de salariskloof tussen PO en VO. Zorg voor betaalbare voor- en naschoolse educatie, betaalbaar voor iedereen. Richt het voortgezet onderwijs dusdanig in dat kinderen zich mogen ontwikkelen. In plaats van een onmogelijk klassikaal systeem met bijna tien verschillende onderwijsniveaus.

Maar het gaat verder dan onderwijs: denk maar aan betaalbare woningen in wijken met diversiteit, waardoor je de steeds groter wordende tweedeling tussen arm en rijk echt tegengaat. De afgelopen jaren is deze tweedeling alleen maar groter geworden. En daarmee ook de kansenongelijkheid. 

We hebben allemaal ervaren hoe belangrijk onderwijs is. Iedereen wil graag dat de scholen weer opengaan. Maar het wordt wederom te gemakkelijk gemaakt door dit te gebruiken als goedmakertje in verkiezingstijd. 

Welke politicus komt er nu eens met een echte visie? Mark Rutte zal het niet zijn. Hij zei nog niet zo lang geleden: ‘Visie is als een olifant die het zicht belemmert.’ Dat is de afgelopen periode in meerdere opzichten pijnlijk duidelijk geworden. Maar wie staat er dan wel op? Dat is de grote vraag. 

Wij blijven onderwijs verzorgen..

Natuurlijk,

Wij blijven onderwijs verzorgen.

Het kabinet adviseert vooral thuis te werken. Om openbaar vervoer te vermijden en grote gezelschappen, bijvoorbeeld groepen van gemiddeld 28 mensen, uit de weg te gaan. Maar wij blijven onderwijs verzorgen.

Het kabinet adviseert bij neusverkoudheid, hoestklachten, keelpijn of koorts thuis te blijven. Om sociale contacten, zoals een dag lang met 28 anderen in één ruimte verblijven, zoveel mogelijk te mijden. En toch, wij blijven onderwijs verzorgen.

Het kabinet adviseert alle evenementen met meer dan 100 mensen in heel Nederland af te gelasten. Ook musea, theaters en sportclubs krijgen het advies om de deuren de komende weken te sluiten. Restaurants met meer dan 100 zitplaatsen moeten passende maatregelen nemen om besmetting te voorkomen. En wij blijven onderwijs verzorgen.

Het kabinet adviseert dat scholen open moeten blijven. Want bij sluiting zou de maatschappelijke ontwrichting zeer groot zijn, aldus de premier. Dus wij blijven onderwijs verzorgen.

Het kabinet doet nu een beroep op ons, terwijl voor bijna alle andere beroepssectoren anders wordt besloten. Dat is begrijpelijk, want onderwijs is belangrijk.

Ik heb slechts één advies voor het kabinet: als het onderwijs echt zo’n belangrijke spil in de samenleving is, dan wordt het tijd dit ook na deze crisissituatie te laten blijken. Niet met eenmalige investeringen, niet alleen met woorden zoals vandaag. Maar door ons te helpen, met daadkrachtige maatregelen.

Dan weet ik zeker dat elke leerkracht met alle liefde onderwijs kan blijven verzorgen.

Terug naar de kern

Vanavond keek ik naar DWDD. Aan tafel zat Douwe Bob die, met Matthijs en Giel Beelen, terugkeek naar zijn auditie voor ‘de beste singer songwriter van Nederland’. Het programma waarin liedjesschrijvers alleen met gitaar, piano en hun stem liedjes vertolkten. Geen grote show, geen bekende artiesten om duetten mee te zingen, geen sluikreclames en mede mogelijk gemaakt door, geen overweldigende sociale media, geen covers. Nee, gewoon het instrument, de stem en het zelfgeschreven lied.

Matthijs merkte op dat Douwe Bob door de beelden geraakt leek. En hij bevestigde dat. Want hij keek naar een jongen die nog puur vanuit zijn ‘kern’ liedjes schreef en vertolkte. In de loop der tijd had hij veel geleerd en mooie dingen gedaan. Maar op een gegeven moment raakte hij als het ware zijn eigen oorsprong en werd het ‘bagage’. Reden te meer voor hem om zin te hebben in een nieuwe theatershow waarin hij alleen met gitaar (nieuwe) liedjes vertolkt. Terug naar de kern, zo vertelde Douwe Bob, want daar was hij het beste in.

Precies dat deed mij denken aan het besluit om mijn werkzaamheden in het management op de school waar ik werk terug te ruilen. Terug naar de klas. Naar het lesgeven. Proberen te zorgen dat een groep acht met 26 verschillende kinderen nog één jaar met elkaar de uitdaging aangaat om, mét alle verschillen, als één groep elke dag te leren. Te leren van en met elkaar. Samen te zorgen voor een mooie afsluiting van de basisschooltijd. Samen op zoek te gaan naar een fijne nieuwe school voor een nieuwe start. Met vallen en opstaan, want de ene dag lukt dat beter dan de andere.

Terug naar de kern. Doen waar je het beste in bent en wat bij je past. Zoals Daniël Lohues de mooiste liedjes schrijft over zijn Drenthe. Zoals Cruyff en Van Basten met elkaar en de bal op een pleintje in Amsterdam buiten speelden. Zoals artiesten alleen met hun instrument akoestisch de mooiste vertolkingen van hun liedjes spelen. Niet voor niets was de MTV Unplugged serie zo’n succes.

Ik hoop dat veel studenten die nu op de Pabo zitten de kern van het vak waar ze voor kiezen op waarde blijven schatten. Het lesgeven, zorgdragen voor de ontwikkeling van kinderen, dagelijks proberen elk kind in de klas te zien en ze dat laten merken, medeverantwoordelijk te zijn voor de toekomst van een nieuwe generatie. Dat is ‘prachtig moai’ om te doen, zou Lohues kunnen zeggen. Verlies je niet te snel in ambities buiten het lesgeven, in ‘meer uitdaging en stappen maken’.

Goed onderwijs verzorgen ís een uitdaging.

En daar moet het wat mij betreft de komende jaren ook in het onderwijs weer om gaan: terug naar de kern.

 

 

Klik op de afbeelding om het fragment terug te kijken:

Schermafbeelding 2020-03-11 om 20.51.35

Collega, neem de handschoen op en sta voor je vak!

Een aantal jaren geleden was ik op bezoek bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. Ik stond al een jaar of tien voor de klas, had in allerlei commissies gezeten, hield mij op regionaal niveau bezig met de advisering in groep 8 en de toelatingsregeling naar het VO en was op zoek naar nieuwe uitdagingen. Toevalligerwijs kwam ik bij het ministerie terecht. Ik was benieuwd welke invloed leerkrachten hadden bij de totstandkoming van het onderwijsbeleid. In mijn onderwijspraktijk had ik ervaren wat wel en niet werkte en wellicht kon ik met deze ervaringen een bijdrage leveren.

Al snel werd duidelijk dat daar toen geen mogelijkheden voor waren. Je had in elk geval een universitaire achtergrond nodig om op het ministerie te kunnen werken. Welke richting je had gedaan was niet echt van belang. Onderwijservaring telde in geen geval mee.

‘Hoe houden jullie dan contact met de praktijk?’, was mijn vraag. Het antwoord was simpel: er werd regelmatig met scholen gesproken. ‘Maar op welke wijze dan?’ Ook dat was eenvoudig: regelmatig waren er praatsessies met schoolbesturen.

Laat ik één ding vooropstellen: praten met de bestuurderspraktijk is belangrijk, maar is zeker niet hetzelfde als praten met de onderwijspraktijk. Want we gaan van leerling, leerkracht, directie, bestuurder naar ministerie en slaan dan voor het gemak de eerste drie in deze lijn over. De drie die nota bene het meest direct met de onderwijspraktijk in aanraking komen.

Dit is voor mij een reden om meteen lid te worden van het, maandag 2 maart gepresenteerde, lerarencollectief. Het wordt tijd dat leraren zelf het initiatief nemen en afdwingen mee te mogen praten over het onderwijsbeleid in Nederland. Ik adviseer alle collega’s in het primair onderwijs dan ook snel te volgen zodat het mandaat nog groter wordt.

Overigens, dat betekent meer dan lid worden alleen. Het wordt tijd dat we niet alleen aangeven waar het misgaat, wat beter kan en beter moet. Ook moeten we aangeven op welke wijze dat dan kan. We zullen met zijn allen de schouders eronder moeten zetten. Van klagen alleen wordt niemand beter.

Ik heb het al eerder geschreven: het onderwijs is een prachtvak. Althans, dat zou het voor elke leerkracht, elk kind en elke ouder moeten zijn. Willen we meer goed opgeleide, betrokken en enthousiaste collega’s erbij krijgen dan zullen we dat beeld ook moeten nastreven en uitstralen. Door hier zélf een bijdrage aan te leveren. Of zoals door Alexander Rinnooy Kan in zijn ‘Verkenning Leraren’ wordt beschreven:

”Leraren verdienen een stevige positie. Deze positie wordt pas echt verworven als sprake is van een krachtige en zelfbewuste beroepsgroep die in hoge mate zelf de inhoud van het beroep en de opleidingen stuurt en bepaalt, een beroepsgroep die trots is op het beroep en dat breed uitdraagt.” 

Neem je eigen vak serieus. In de klas, in de school en ook naar buiten toe de maatschappij in. Neem de handschoen op en sta voor je vak.

Zoals het lerarencollectief vertelt: ‘Van speelbal naar speler; wij gaan het sámen zélf doen!’

Succes na het advies in groep 8

Deze week voerde ik met 26 kinderen en hun ouders adviesgesprekken. Elk jaar is het weer bijzonder om met kinderen te praten over hun ontwikkeling en de spannende volgende stap in hun nog jonge leven: op weg naar de middelbare school. In het nieuws wordt er van alles over geschreven. Het advies komt te vroeg, ouders voeren de druk te hoog op, leerlingen zouden te veel afstromen.

Jarenlang gebruikte ik twee oud-klasgenoten als voorbeeld om te duiden dat groep 8 niet het eindstation is. De een kreeg mavo-advies, ging daarna naar de havo en maakte twee rechtenstudies af. De ander startte op het vwo, wisselde van opleiding en werd schilder. Met andere woorden: alles is nog mogelijk als je op de middelbare zit. Totdat vorig jaar iemand tegen mij zei dat ik met dat verhaal precies het denken bevestigde waar ik eigenlijk vanaf wilde. En die spiegel zette mij tot nadenken.

Want wanneer ben je succesvol?

Ik denk dat de vraag stellen eenvoudiger is dan het antwoord geven. Maar laat ik het toch weer met twee voorbeelden proberen:

Je bent succesvol als je goed bent in wat je doet en daar energie uit haalt. Of dat nou schilder is, leerkracht, advocaat of financieel analist.

Je bent succesvol als je, in de momenten dat je echt invloed kunt uitoefenen op je eigen leven, dit dusdanig doet dat het bijdraagt aan je eigen geluk. Je hebt niet alles in de hand, maar als je de mogelijkheid krijgt om je leven vorm te geven zoals jij dat wilt dan moet je die met twee handen aanpakken.

Bij de uitzending van OP1 woensdag 12 februari was Amy van der Ham te gast. Zij schreef een boek over het vmbo-imago en het najagen van je dromen. In de uitzending maakt ze duidelijk dat het vmbo niet gelijk staat aan minder kansen. Ze geeft  aan dat ze daar wel degelijk op haar plek was binnen ons onderwijssysteem. Dat je vooral moet kijken naar de manier waarop je leert en van daaruit kunt ontdekken waar je goed in bent en wat je wilt bereiken.

Wat een mooi uitgangspunt is dat voor docenten. Help de leerlingen bij dit proces en zorg dat ze ook daadwerkelijk invloed kunnen en willen uitoefenen op hun eigen ontwikkeling en in zichzelf geloven. En ouders zijn onmisbaar in de steun die ze daarin kunnen geven.

Laten we stoppen met het gebruik van termen als opstromen, afstromen, hoogopgeleid en laagopgeleid.

Mijn twee oud-klasgenoten hebben allebei een baan waar ze goed in zijn, vrienden om zich heen, een mooi huis en een prachtgezin. Dát noem ik succesvol.

Niet weer op de schop! (artikel HD)

’Definitief schooladvies pas in het derde jaar middelbare school’, kopten de kranten onlangs. Als basisschoolleerkracht van groep 8 en lid van de werkgroep die in Zuid-Kennemerland de toelatingsprocedure van basisschool naar voortgezet onderwijs vormgeeft, plaats Sjoerd van den Berg vraagtekens bij dit plan en blogt daarover op sjoerdvdberg.nl.

Uit het nieuwe plan om schooladvies pas in het derde jaar van de middelbare school te geven, spreekt dat vermoedelijk weinig basisonderwijsorganisaties hebben meegedacht. Basisschoolleerkrachten weten als geen ander hoe moeilijk het is om in groepen van bijna 30 kinderen aan te sluiten bij de ontwikkeling van ieder kind.

Uit het plan spreekt dat vermoedelijk weinig basisonderwijsorganisaties hebben meegedacht. Basisschoolleerkrachten weten als geen ander hoe moeilijk het is om in groepen van bijna 30 kinderen aan te sluiten bij de ontwikkeling van ieder kind. Toen ik ruim achttien jaar geleden begon met lesgeven ontstond de tendens om in drie niveaugroepen te werken om op die manier rekening te houden met de verschillen tussen kinderen. Met de komst van passend onderwijs (onderwijs dat leerlingen uitdaagt en uitgaat van hun mogelijkheden, daarbij rekening houdend met de extra ondersteuning die zij nodig hebben) zijn die verschillen groter geworden. En de eisen die aan de leerkrachten gesteld worden ook. Uitdagend onderwijs, gesprekken over de ontwikkeling van de kinderen, extra begeleiding in en buiten de klas, terugkoppeling naar ouders en externe organisaties. Zonder daarbij scholen de ondersteuning te bieden die nodig is.

In groep 8 zijn de niveauverschillen zo groot geworden dat werken met drie niveaugroepen allang niet meer toereikend is. Het is maar goed dat we de kinderen dagelijks zien en daardoor goed kennen, zodat we zoveel mogelijk kunnen inspelen op hun onderwijsbehoeften. Als docent in het voortgezet onderwijs heb je veel minder contacturen. Hoe gaan zij het voor elkaar krijgen om met nog grotere niveauverschillen elk kind het juiste onderwijs te geven?

Het schooladvies drie jaar verplaatsen, en daarmee een heel bestaand systeem op de schop gooien, is niet mijn oplossing. Je verplaatst het probleem. Met alle problemen die we nu al niet kunnen oplossen komt er nu wéér een verandering aan. Daarnaast levert het inhoudelijke bezwaren op. We vragen van docenten op het voortgezet onderwijs om te gaan met nóg grotere verschillen in één klas en hun lessen hierop aan te passen. Ook hoor ik regelmatig van kinderen dat ze blij zijn na acht jaar eindelijk met kinderen in een klas te zitten die dezelfde leerstijl hebben. Dat ze meer zelfvertrouwen hebben gekregen nu ze zich niet steeds vergelijken met kinderen die een ander onderwijsniveau hebben. En dat ze beter kunnen voldoen aan eisen die gesteld worden.

Verplaatsen levert ook praktische bezwaren op. Scholengemeenschappen kunnen zich misschien redelijk snel aanpassen, maar wat doen we met kleinere scholen die nu nog één of twee onderwijsniveaus aanbieden? Hoe maken we de klassen kleiner zodat het gewenste adaptieve onderwijs ook echt gegeven kán worden, zodat het aantal leerkrachten met een burn-out niet gigantisch stijgt? Want zoals al jarenlang gebeurt: er wordt steeds meer gevraagd ván het onderwijs, maar weinig geïnvesteerd ín het onderwijs.

Ondanks deze vraagtekens begrijp ik dat we in Nederland kinderen te vroeg indelen op één niveau. Als basisschool ken je de kinderen na acht jaar goed genoeg om een, op dat moment, passend schooladvies te geven. Alleen zouden we dat advies meer als richtingaanwijzer moeten gebruiken. We weten dat niet ieder kind zich in hetzelfde tempo ontwikkelt. We hebben geen glazen bol. Daarnaast zijn er andere aspecten van invloed op de ontwikkeling van een kind als het eenmaal op de middelbare school zit, zoals de klas, de thuissituatie, de mentor, andere docenten, interne factoren.

Wat dan wel? Houd het simpel, raad ik aan.

Ga bij de advisering in groep 8 uit van kansen. Wees niet te behoudend.

Zorg voor een goede overdracht van basisschool naar middelbare school.

Gemengde brugklassen zijn een prima middel om kinderen te blijven uitdagen. Ze leren van en met elkaar. Zonder dat de onderlinge verschillen te groot zijn om als docent rekening mee te kunnen houden. Daar hoeven we het schooladvies niet drie jaar voor uit te stellen.

Ook ná de brugperiode moeten kinderen nog steeds kúnnen en mógen wisselen van niveau. Groep 8 kan nooit het eindstation zijn. Volg als middelbare school de leerlingen goed. Niet alleen door middel van toetsen. Volg de ontwikkeling, ga met ze in gesprek. Ken je leerlingen. En onderhoud contact met de basisscholen.

Reken als overheid scholen niet af op de afstroom van leerlingen naar een ander niveau. Er zijn voorbeelden van scholen die leerlingen geen kans durven geven omdat ze (financieel) afgerekend worden als een leerling het niveau toch niet blijkt te halen. Help scholen en leerkrachten om ze in staat te stellen uit te zoeken wat kinderen nodig hebben. Doe eens gek: investeer voor de verandering structureel in het onderwijs en in de toekomst.

Maar gooi niet alles op de schop. Daar wordt geen enkel kind beter van.

Sjoerd van den Berg
Leerkracht groep 8 in Haarlem

‘Jullie kinderen doen ertoe.’ Dat is waar het om gaat.

Natuurlijk, ik begrijp heel goed dat staken niet alleen tot steun en positieve reacties leidt. Als de NS staakt zorgt dit tot veel problemen van mensen die naar hun dagelijkse werk willen reizen. Als het vliegtuigpersoneel staakt gaat dit ten koste van geboekte vakanties. Allemaal erg vervelend. En deze week worden ouders ermee geconfronteerd dat ze twee dagen hun kinderen thuis moeten houden of voor opvang moeten zorgen. Wéér een staking in het onderwijs. Is dat nou nodig?

Ik kan het bijna uitschreeuwen: ’Ja dat is nodig!’. Want wij leerkrachten staken niet voor onze lol. Het liefst hadden we donderdag en vrijdag voor de groep gestaan. Om ons vak uit te oefenen. Zoals we dat elke dag willen doen. Maar de problemen die al jaren geleden voorspeld zijn zorgen ervoor dat we dat niet kúnnen doen.

Kwalitatief goed onderwijs verzorgen. Elke dag. Voor alle kinderen. Dat kan alleen met opgeleide leerkrachten die na een goede begeleiding bij de start van hun loopbaan het onderwijs kunnen geven dat van hen gevraagd wordt. Passend onderwijs. Waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van alle bijna 30 kinderen in de klas. Niet te vergelijken met vroeger. Daar kan ik van alles over schrijven maar laat ik niet in details treden. Kom in het geval u daar meer over wilt weten vooral een dagje meelopen.

We doen er alles aan om te zorgen dat kinderen niet thuis hoeven te blijven. Maar het wordt steeds lastiger. Het lukt ons steeds minder goed. Wat we ook proberen en hoe hard we dit ook roepen. We hebben problemen in het onderwijs, grote problemen. En daar hebben we allemaal last van. Deze problemen zijn niet gisteren ontstaan. En oplossingen zijn er. Oplossingen die ervoor zorgen dat er niet meer leerkrachten weglopen dan erbij komen. Die ervoor zorgen dat alle kinderen elke dag, vijf dagen in de week, door gediplomeerde leerkrachten leskrijgen. Dát is waar we voor staan.

Vandaag kwam ik op school overal deze flyer tegen. Steun van de ouders, van de MR en de ouderraad. Dat doet wat met een leerkracht. Want natuurlijk, ik begrijp heel goed dat staken niet alleen tot steun en positieve reacties leidt. Maar dit is waar het ons allemaal om gaat: jullie kinderen doen ertoe; voor hen willen wij goed onderwijs, voor nu én in de toekomst. Elke dag weer.

Bedankt voor deze steun. Ik hoop dat het in de toekomst niet meer nodig is.

teamteacher

‘Ouwe lul’

Als je dagelijks met 26 groep achters werkt, in gesprek bent en een jaar lang een band opbouwt ga je vanzelf denken dat je meegaat met de tijd. Een eeuwige jeugd, zo noemt men dat ook wel eens. Nu word ik dit jaar 40, een leeftijd waarvan ik twintig jaar terugdacht dat je dan al langzaam richting het einde van een actief leven gaat. Maar toch, ik verblijf zoveel tijd tussen jonge mensen  dat ik ervan overtuigd was er nog bij te horen. Afgelopen week maakte groep 8 vrij snel, op drie momenten, korte metten met deze gedachtegang.

Na wat gedoe in de groepsapp gaf ik een les over social media. De eerste vraag was natuurlijk wat de kinderen gebruiken. Insta, snapchat, what’s app. Ik ken ze allemaal. Tot de term Roblox volgde. Nooit van gehoord! Ik durf er nog om te wedden dat u ook niet geheel bekend bent met dit online platform dus die kon ik hebben. Aan het eind van de lijst begon ik over Facebook. ‘Wat? Oh, dat. Ja onze ouders gebruiken dat, alleen oudjes dus.’
Bedankt.

Kort daarvoor ging het over muziek. We hebben een groep 8 lijst op Spotify aangemaakt die soms opgezet wordt tijdens het werk. ‘Meester, wat vindt u eigenlijk leuk?’ Ik noemde Coldplay als voorbeeld. ‘Jeetje, dat is echt ouwe lullenmuziek hoor!’

Bedankt.

Tenslotte hadden we het over wat je wel en niet via what’s app en in een groepsapp met elkaar deelt. Waar ik vooral inhoudelijke zaken bedoelde, zo begon één van de kinderen: ‘Ja wat dus echt niet kan is zo’n smiley enzo in je tekst gebruiken, dat doen al die oude mensen altijd.’ Terugkijkend in what’s app vrees ik dat ik volgens de kinderen inmiddels bijna bejaard moet zijn.

Heb je behoefte aan zo nu en dan een spiegel, of aan ongevraagde feedback? Ik kan een dagje in groep 8 meelopen zeker aanraden.

Tijd voor de bank en een boek, lekker met het laatste album van Coldplay op de achtergrond…

Niet weer op de schop

‘Onderwijsorganisaties: definitief schooladvies pas in het derde jaar middelbare school’. In diverse media is te lezen dat ‘verschillende onderwijsorganisaties’ vandaag een onderwijspact presenteren, met dit als onderdeel van de plannen .

Waarschijnlijk zijn er weinig basisonderwijsorganisaties die hebben meegedacht. Zij weten als geen ander hoe moeilijk het is om groepen van bijna 30 kinderen op verschillende niveaus les te geven, aansluitend bij de eigen ontwikkeling. In groep 8 zijn de verschillen zo groot geworden dat werken met drie niveaugroepen echt niet meer toereikend is. Met de komst van passend onderwijs, onderwijs dat leerlingen uitdaagt, dat uitgaat van hun mogelijkheden en rekening houdt met de extra ondersteuning die zij nodig hebben, is het extra moeilijk om te voldoen aan alle verwachtingen. Deze verschillen worden alleen maar groter. Daarnaast heb je in het VO veel meer verschillende klassen waardoor het langer duurt voordat je weet welk kind wat nodig heeft.

Ik ben het eens dat we in Nederland kinderen te vroeg indelen op één niveau. Als basisschool ken je de kinderen na acht jaar goed genoeg om een, op dat moment, passend schooladvies te geven. Maar we weten ook dat niet ieder kind zich in hetzelfde tempo ontwikkelt. En we hebben geen glazen bol. Daarnaast zijn er nog veel andere aspecten die van invloed zijn op de ontwikkeling van een kind als het eenmaal op de middelbare school zit.

Mijn oplossing is niet om het hele onderwijssysteem op de schop te gooien. Dat levert zowel inhoudelijke als praktische bezwaren op. Scholengemeenschappen kunnen zich misschien redelijk snel aanpassen, maar wat doen we met kleinere, categorale, scholen die één of twee onderwijsniveaus aanbieden? En mocht dat al lukken, hoe maken we dan zonder het benodigde geld (want dat is er nu al niet) de klassen kleiner zodat het gewenste adaptieve en passende onderwijs ook echt gegeven kán worden, waarbij het aantal leerkrachten met burn-outs niet gigantisch stijgt?

Houd het simpel. Ga bij de advisering uit van kansen. Wees niet te behoudend. Gemengde brugklassen zijn een prima middel om kinderen te blijven uitdagen, maar ook na de brugklas moeten kinderen nog steeds kunnen en mogen wisselen van niveau. Volg de leerling, leer van het basisonderwijs zodat gedifferentieerd leren nog meer wordt toegepast. Want daar valt nog heel wat te halen voor het VO.

Reken kinderen niet met toetsen af. Laat ze niet na één jaar al afstromen maar zoek uit wat ze nodig hebben om zich te ontwikkelen en help ze daar bij.

Zoek naar mogelijkheden om de scheiding vmbo en havo/vwo te verkleinen. Want volgens mij is dat de onderliggende reden van  deze plannen.

Maar gooi niet alles op de schop. Want daar wordt geen enkel kind beter van.