Tag archieven: primair onderwijs

Wie staat er dan wel op?

De afgelopen jaren heb ik regelmatig tegen de verplichte eindtoets gestreden. Niet zozeer tegen de toets zelf, maar wel tegen de rol die de toets had bij de advisering in groep 8. In mijn ogen zijn scholen prima in staat tot een passend advies te komen zonder deze momentopname. 

Inmiddels heb ik geleerd en gezien dat dit niet overal zo gemakkelijk is. Uit diverse onderzoeken blijkt dat té veel kinderen té vaak een té laag schooladvies krijgen. Bijvoorbeeld vanwege het opleidingsniveau van de ouders. Dat is de één van de hoofdredenen waarom minister van onderwijs Arie Slob de verplichte Eindtoets wil behouden. 

Volgens mij wordt hiermee een enorme denkfout gemaakt. De Eindtoets vergroot juist voor een deel de kansenongelijkheid. 

Ik zie steeds meer leerkrachten eigen bedrijfjes beginnen om kinderen te ‘helpen’ in de voorbereiding voor de Eindtoets. Omdat, zo zeggen zij, kinderen wat meer zelfvertrouwen nodig hebben of door deze interventie een hogere score kunnen behalen. Wat is het gevolg: kinderen van welgestelde ouders volgen deze bijles. Maar de kinderen voor wie het echt belangrijk is, die hoeven niet bij deze ‘leerkrachten’ aan te kloppen. Dat draait in mijn ogen niet om onderwijs, maar om winstbejag. Enerzijds verwerpelijk. Aan de andere kant, als je als basisschoolleerkracht ziet dat er in het voortgezet onderwijs veel meer wordt verdiend kun je er wel een voorstelling bij maken. 

Als dit kabinet echt iets wil doen aan de kansenongelijkheid, dan zou het zich er niet zo gemakkelijk van af moeten maken met eenvoudige middelen zoals een toets. Het zou de oorzaken moeten analyseren en aanpakken.  Een voorzet:

Zorg voor voldoende middelen en goed opgeleide leerkrachten. Dicht de salariskloof tussen PO en VO. Zorg voor betaalbare voor- en naschoolse educatie, betaalbaar voor iedereen. Richt het voortgezet onderwijs dusdanig in dat kinderen zich mogen ontwikkelen. In plaats van een onmogelijk klassikaal systeem met bijna tien verschillende onderwijsniveaus.

Maar het gaat verder dan onderwijs: denk maar aan betaalbare woningen in wijken met diversiteit, waardoor je de steeds groter wordende tweedeling tussen arm en rijk echt tegengaat. De afgelopen jaren is deze tweedeling alleen maar groter geworden. En daarmee ook de kansenongelijkheid. 

We hebben allemaal ervaren hoe belangrijk onderwijs is. Iedereen wil graag dat de scholen weer opengaan. Maar het wordt wederom te gemakkelijk gemaakt door dit te gebruiken als goedmakertje in verkiezingstijd. 

Welke politicus komt er nu eens met een echte visie? Mark Rutte zal het niet zijn. Hij zei nog niet zo lang geleden: ‘Visie is als een olifant die het zicht belemmert.’ Dat is de afgelopen periode in meerdere opzichten pijnlijk duidelijk geworden. Maar wie staat er dan wel op? Dat is de grote vraag. 

Leerkracht zijn is geen oppasbaantje

Ouders voor de klas, gepensioneerden terughalen, meer zij-instromers toelaten, de opleidingen versnellen. Allemaal maatregelen om het lerarentekort terug te dringen. Dat klinkt soms mooi, maar ik wil hier toch even een lans breken voor het ‘vak’. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: onderwijs is een vak!

Steeds vaker zijn de deuren van de klaslokalen om 15.30 uur dicht. Want steeds meer mensen werken als invaller in een invalpoule. Er is werk genoeg en iedereen is blij met je. Yes, er is toch een leerkracht! Yes, er hoeft geen klas naar huis gestuurd te worden. Yes, er hoeft geen klas verdeeld te worden! Daarnaast ben je sneller klaar na een werkdag. Geen vergaderingen, geen voorbereiding voor de volgende dag, geen rapporten schrijven, geen oudergesprekken en zo kan ik wel even doorgaan.

Maar wacht even. Dat is prima als uiterste redmiddel. Alleen moet dat onze vaste onderwijspraktijk worden? Leerkracht op een basisschool zijn is meer dan alleen lesgeven. Je bent medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van een klas vol kinderen. Lesgeven is je kerntaak. Weten waarover je les gáát geven ook, en het aanpassen van je lesinhoud op basis van de leerbehoeften van kinderen ook. Daarvoor moet je je klas goed kennen. Dat is de kracht van de basisschoolleerkracht!

Ook niet onbelangrijk: je bent onderdeel van een team! Samen zorg je ervoor dat elk kind na acht jaar basisschool genoeg bagage heeft om de stap naar de middelbare school te maken. Met elkaar heb je een belangrijke taak te verrichten.

‘Leerkracht’ zijn als alleen invaller klinkt toch een beetje als een huisdier nemen zonder deze uit te hoeven laten. Of kinderen krijgen zonder deze naar bed te hoeven brengen en er ’s ochtends vroeg weer voor ze klaar te hoeven staan.

Ik ben niet tegen invallers, herintreders, ouders die een dag lesgeven. We hebben ze allemaal hard nodig om de gaten te dichten die steeds meer ontstaan. En daar zijn we inmiddels dagelijks blij mee. Maar het blijft lapwerk. Ik ben vóór leerkrachten, niet voor oppassers.

Kwalitatief goed onderwijs krijg je door kwalitatief goede leerkrachten. Ze kennen hun groep, zijn betrokken bij de school en zorgen samen voor de ontwikkeling van kinderen. Dáár moeten we onze pijlen op richten. Op fulltimers én parttimers die weten waarom ze zo belangrijk zijn.

Er wordt vaak gesproken over de kracht van herhaling. Welnu, daar komt ie dan: Structurele oplossingen voor structurele problemen.

Basisschooladvies leidend criterium voor het voortgezet onderwijs

Deze week werd ik op Facebook gewezen op het artikel “Finland: “Punten geven is bij wet verboden”. Hierin wordt een bezoek van vier Vlaamse onderwijzers aan Finland beschreven. Ze verbazen zich oa over het traditionele karakter, de ruimte die gegeven wordt voor spel en beweging, de wisseling van leerkrachten om elkaars groepen les te geven en het verbod om punten te geven.

Dit laatste  sluit aan bij een belangrijke verandering die we in onze regio Zuid-Kennemerland hebben toegepast in de toelatingsprocedure van primair naar voortgezet onderwijs. Letterlijk staat er vanaf dit jaar:

‘Het basisschooladvies is het leidend criterium voor het vervolgonderwijs en dient kwalitatief onderbouwd te worden. Daarbij kijkt de school onder andere naar:

  • de aanleg en de talenten van een leerling;
  • de leerprestaties;
  • de ontwikkeling tijdens de hele basisschoolperiode;
  • de concentratie, de motivatie, het doorzettingsvermogen en andere schoolse vaardigheden van een leerling.

Het basisschooladvies is gebaseerd op de leerprestaties van een leerling gedurende een aantal jaren. Een leerling kan zich alleen aanmelden op een school die het soort onderwijs aanbiedt dat in het basisschooladvies staat. De school voor voortgezet onderwijs mag bij toelating geen gebruik maken van extra toetsen voor het bepalen van het niveau van de leerling. Ook mag zij zich bij de toelating niet baseren op andere toetsen die leerlingen op de basisschool maken.’

Waarom deze verandering zo belangrijk is? De toelatingsprocedure gaat nu uit van de kwaliteit en ervaring van de basisschool en de kracht van de basisschoolleerling. Ze gaat nog meer uit van ontwikkeling in plaats van afrekening.

Wat deze verandering te maken heeft met het Finse systeem? Natuurlijk wordt er, overigens net als in Finland, nog steeds getoetst. Je hebt als school instrumenten nodig om kinderen te kunnen observeren en hun ontwikkeling in kaart te brengen. Toetsen zijn daar onderdeel van. Maar de manier waarop de toetsuitslagen gebruikt worden is van belang. In het verleden kon het gebeuren dat kinderen keihard op deze toetsresultaten werden afgerekend. Ze moesten voldoen aan  bepaalde minimumscores om toe te worden gelaten op het voortgezet onderwijs. Niet alle VO-scholen, maar wel een groot aantal hield zich vast aan deze minimumscores. Sterker nog, sommige scholen verhoogden de norm. Immers: hoe hoger de instroomscores hoe groter de kans op een hoog slagingspercentage, zo moet men af en toe gedacht hebben. Ik denk dat je de ontwikkeling in vier, vijf of zes jaar zou moeten meten om scholen te beoordelen in plaats van het eindresultaat. Dit terzijde.

Nu worden de toetsen wel door de basisscholen méegenomen in de totstandkoming van het advies. Ze zullen met een gedegen, goed beargumenteerd advies moeten komen, ondersteund door gegevens uit een leerlingvolgsysteem. De toetsuitslagen mogen niet meer gebruikt worden om kinderen af te wijzen. We geven kinderen de kans zich te ontwikkelen, want op je elfde of twaalfde in groep 8 ben je daar nog lang niet klaar mee.

Dus let op meesters en juffen van de basisschool: jullie hebben een grote verantwoordelijkheid!

Het is een belangrijke taak voor het basisonderwijs om te zorgen dat de adviezen op een goede manier tot stand komen. Ze krijgt meer vrijheid en zal deze vrijheid op een verantwoorde manier moeten gebruiken. Niet uitgaan van uitstroomcijfers, maar van de kinderen die acht jaar hebben laten zien waartoe zij in staat zijn. Uitgaan van mogelijkheden van de kinderen, mits ze realiseerbaar zijn. Hopelijk kijken we over enkele jaren terug op een verbetering van de adviezen en een verlaagde afstroom binnen het voortgezet onderwijs.

Een laatste opmerking dan. Vanaf volgend jaar is de Eindtoets verplicht. Er zijn er inmiddels drie op de markt. De kinderen zijn al aangemeld en ingeschreven wanneer de uitslag van deze toets richting basisschool en ouders gaat. De toets is primair bedoeld om de opbrengst van scholen te meten en niet om een onderwijsniveau te adviseren. Wanneer de uitslag lager is dan het gegeven advies, verandert er niks. Wanneer de uitslag hoger is kan de school in overleg met ouders kiezen voor een heroverweging. Op basis daarvan zou er nog een verandering kunnen plaatsvinden. Eén toetsgegeven kan dus alsnog van invloed zijn, maar dan wel uitgaande van een positieve ontwikkeling bij kinderen. Zoals Arnold Jonker van de Inspectie van het Onderwijs  wordt geciteerd in het Haarlems Dagblad: ,,Een hoog advies stimuleert dat een kind een goed niveau haalt.’’

Het artikel over Finland vind je hier op de website van klasse.be

De hele toelatingsprocedure voor Zuid-Kennemerland en meer over de overgang PO-VO in deze regio is hier te lezen

Klik hier voor de onderwijsspecial in het Haarlems Dagblad

Het leven van een leerkracht #2 Eén April!

1_april

Een jaarlijks terugkerend fenomeen in verschillende landen, waarbij de meest flauwe tot meest geniale grappen worden uitgehaald. Een dag waarbij leerkrachten extra op hun tellen moeten passen. Van de ouderwetse veters die vastzitten, zout in de koffie tot de snoepjes van tegenwoordig waar peper of sambal in zit. Een dag waar vele theorieën over zijn geschreven die niet kloppen, zoals Alva die zijn bril verloor bij Den Briel. De dag waarvan je wist dat die zou komen: 1 april.

Een paar dagen waren de kinderen in groep acht al bezig met de voorbereidingen. Want er moest toch een grap zijn waar meester in zou trappen! Van tevoren hadden we al afgesproken dat we geen geintjes zouden uithalen die voor anderen vervelend zijn, of waarbij dingen stuk konden gaan of vies zouden worden. De kinderen waren uitgedaagd om iets nieuws te verzinnen, iets wat niet eerder was gedaan. En dat is nog best lastig!

Zelf kon ik niks verzinnen dit jaar. Het is geen lievelingsdag van mij. Goede grappen kun je altijd uithalen, niet op één speciale dag. Zo heb ik ooit eens op officieel briefpapier van het bestuur brieven op alle bureaus van leerkrachten gelegd, met latex handschoenen erbij. De Mexicaanse griep kon uitbreken en iedereen moest de hele dag de handschoenen dragen. Met een geweldig resultaat als gevolg:  collega’s die tijdens het buitenspelen, voorlezen en zelfs bij de lunch de handschoenen aanhielden. Hilarisch voor diegenen die het wel doorhadden.  Of de paarse kleurstofpilletjes in de kraan, omdat een collega altijd bij mij water kwam halen. Onverwacht, dat is het beste.

Maar goed, kinderen zijn er gek op. Ik wilde iets verzinnen om ze te pakken te nemen. Op 31 maart deed de mogelijkheid zich voor. Veel kinderen hadden volgens mij niet gedoucht na gym. Dat hoeft het laatste uur niet, maar wel als je nog de hele middag in de klas moet zitten. Dus ik vertelde dat ik nu zeker wist wie wel en niet had gedoucht, omdat we tegenwoordig webcams hadden opgehangen. Geen probleem, alleen de directie kon op het scherm kijken. Hilariteit en ongeloof. Maar ze gingen er allemaal in. Volgende keer zouden ze hun zwembroek meenemen. Na overleg met een paar collega’s heb ik toen ’s middags toch maar verteld dat het niet echt was, omdat het een te serieus onderwerp is om lang grappen over te maken. Een 31-maart grap was dus het enige wat er in zat dit jaar. Maar we hebben er hard om gelachen.

1 April verliep vrij rustig. De school had een extra nieuwsbrief verstuurd waarin gevraagd werd om allemaal een eigen wc-rol met naam erop mee te nemen omdat de kinderen er vaak een puinhoop van maken. Groep 8 geloofde het niet, maar veel kinderen in lagere groepen wel.

In de klas gebeurde er niet veel, behalve een papiertje onder de muis van de computer waardoor deze niet werkte.

Totdat..

ik tijdens het bespreken van het huiswerk van zinsontleding ineens geen reactie op een vraag kreeg. Na drie keer nog niks. Ik keek het meisje aan, ze bleef stil zitten aan haar tafel. Vervolgens draaide ik mijn hoofd naar de andere kinderen en zag dat werkelijk iedereen ‘bevroren was’. Niemand reageerde, iedereen zat doodstil. Op mijn vraag: ‘Wie wil er een spekkie’ was er maar één iemand die toch per ongeluk zijn vinger opstak. Na een minuut deden alle kinderen net alsof er niks gebeurd was. Alle antwoorden werden gegeven. Dit herhaalde zich nog twee keer deze dag. Perfect getimed, goed uitgevoerd. Ze bleken flink geoefend te hebben bij de invaller om te zorgen dat ik er in zou trappen. Ik vond het de beste 1 april grap ooit. Slim bedacht, goed uitgevoerd, samenwerkend en volkomen onverwacht. Geen zout in de koffie, veters die loszaten of andere voor de hand liggende grappen.

Deze klas heeft klasse.

Het leven van een leerkracht #1

Het leven van een leerkracht, een reeks blogposts waarin je wekelijks wordt meegenomen in de wereld van groep acht.

‘Jongens kom op zeg, ik ben wat aan het uitleggen. Je kunt op zijn minst even deze kant opkijken zodat ik het idee heb dat het je interesseert’.

Ik hoor het mijzelf zeggen wanneer er tijdens een instructie getekend wordt, of gefrutseld met lijm en andere spannende & bijzondere objecten voor groep achters. Want wat valt er veel te ontdekken op zo’n tafeltje! Ik probeer dan uit te leggen dat ze misschien wel goed meedoen en opletten, maar ze dat met de houding van dat moment niet uitstralen. Elkaar aankijken, actief meedoen, vragen stellen, eigen inzichten betrekken bij het lesonderwerp. Daarmee laat je echt zien dat je betrokken bent.

Afgelopen week viel ik volledig door mand. Dit jaar volg ik zelf een opleiding en op mijn bureau lagen de hand-outs van de lesdag over kwaliteitszorg. Dia’s met aantekeningen erbij geschreven, maar vooral volgeklad met figuurtjes, tekeningen die niks voorstellen en andere onzinnige, niet ter zaken doende afbeeldingen. Als ik langer dan tien minuten moet luisteren dan gaan mijn handen vanzelf aan het werk en maak ik de mooiste vergaderkunstwerken. Ik hoor alles, stel vragen tussendoor en doe mee, alleen lang stilzitten zal nooit lukken. De kinderen bekeken de hand-outs. ‘Maar meester, je mag toch niet tekenen tijdens de les? Dan laat je niet zien dat je meedoet. Was het niet interessant genoeg?’ Direct en duidelijk. Ik mag nog blij zijn dat ze niet mijn kunstwerken van twix-papiertjes gecombineerd met theezakjes en pepermuntverpakkingen hebben gezien.

Maar ik vrees wel dat het gedaan is met de regel van niet tekenen tijdens de les. Concentreren en ondertussen kleine onzinnige bezigheden verrichten kunnen goed samengaan. Het is aan de leerkracht om te zorgen dat kennis tijdens instructiemomenten over wordt gedragen en dit direct tijdens de les te toetsen. Het gaat hier niet om de leerlíng- maar leerkráchtvaardigheden. Als vervolgens de aandacht toch teveel uitgaat naar de knutselvaardigheden dan is het goed om: a. Eerst eens na te gaan of de lesstof wel interessant genoeg is, en b. of  je wel  de juiste didactiek hanteert. Kinderen aanspreken komt dan op de laatste plaats.

Ik ervaar nu weer regelmatig hoe het is om langdurig te luisteren. Dan zit ik in de trein terug naar Haarlem en denk: we vragen soms teveel van de concentratieboog van kinderen. Zorg voor genoeg variatie in werkvormen en tussenmomenten waarbij energie kan worden opgedaan. Te vaak vervallen we in de gewoonte om het hele programma af te ronden zodat we met een voldaan gevoel de dag af kunnen sluiten. Maar het gaat om kwaliteit, niet om kwantiteit.

Gelukkig levert het werken met groep acht dagelijks momenten van reflectie op. Eén van de voordelen van het werken in het onderwijs. Maandag begint weer een nieuwe week, waarin het woord ‘aan-tekening’ een nieuwe betekenis heeft gekregen.