Een aantal jaren geleden was ik op bezoek bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. Ik stond al een jaar of tien voor de klas, had in allerlei commissies gezeten, hield mij op regionaal niveau bezig met de advisering in groep 8 en de toelatingsregeling naar het VO en was op zoek naar nieuwe uitdagingen. Toevalligerwijs kwam ik bij het ministerie terecht. Ik was benieuwd welke invloed leerkrachten hadden bij de totstandkoming van het onderwijsbeleid. In mijn onderwijspraktijk had ik ervaren wat wel en niet werkte en wellicht kon ik met deze ervaringen een bijdrage leveren.
Al snel werd duidelijk dat daar toen geen mogelijkheden voor waren. Je had in elk geval een universitaire achtergrond nodig om op het ministerie te kunnen werken. Welke richting je had gedaan was niet echt van belang. Onderwijservaring telde in geen geval mee.
‘Hoe houden jullie dan contact met de praktijk?’, was mijn vraag. Het antwoord was simpel: er werd regelmatig met scholen gesproken. ‘Maar op welke wijze dan?’ Ook dat was eenvoudig: regelmatig waren er praatsessies met schoolbesturen.
Laat ik één ding vooropstellen: praten met de bestuurderspraktijk is belangrijk, maar is zeker niet hetzelfde als praten met de onderwijspraktijk. Want we gaan van leerling, leerkracht, directie, bestuurder naar ministerie en slaan dan voor het gemak de eerste drie in deze lijn over. De drie die nota bene het meest direct met de onderwijspraktijk in aanraking komen.
Dit is voor mij een reden om meteen lid te worden van het, maandag 2 maart gepresenteerde, lerarencollectief. Het wordt tijd dat leraren zelf het initiatief nemen en afdwingen mee te mogen praten over het onderwijsbeleid in Nederland. Ik adviseer alle collega’s in het primair onderwijs dan ook snel te volgen zodat het mandaat nog groter wordt.
Overigens, dat betekent meer dan lid worden alleen. Het wordt tijd dat we niet alleen aangeven waar het misgaat, wat beter kan en beter moet. Ook moeten we aangeven op welke wijze dat dan kan. We zullen met zijn allen de schouders eronder moeten zetten. Van klagen alleen wordt niemand beter.
Ik heb het al eerder geschreven: het onderwijs is een prachtvak. Althans, dat zou het voor elke leerkracht, elk kind en elke ouder moeten zijn. Willen we meer goed opgeleide, betrokken en enthousiaste collega’s erbij krijgen dan zullen we dat beeld ook moeten nastreven en uitstralen. Door hier zélf een bijdrage aan te leveren. Of zoals door Alexander Rinnooy Kan in zijn ‘Verkenning Leraren’ wordt beschreven:
”Leraren verdienen een stevige positie. Deze positie wordt pas echt verworven als sprake is van een krachtige en zelfbewuste beroepsgroep die in hoge mate zelf de inhoud van het beroep en de opleidingen stuurt en bepaalt, een beroepsgroep die trots is op het beroep en dat breed uitdraagt.”
Neem je eigen vak serieus. In de klas, in de school en ook naar buiten toe de maatschappij in. Neem de handschoen op en sta voor je vak.
Zoals het lerarencollectief vertelt: ‘Van speelbal naar speler; wij gaan het sámen zélf doen!’