Categorie archieven: Het leven van een leerkracht

En weer is er een schooljaar voorbij…

Vandaag in het Jeugdjournaal werd uitgelegd waarom we in Nederland de zomervakantie in drie regio’s hebben verdeeld. En dat de eerste scholen vanaf vrijdag zomervakantie vieren. Wij mogen nog even, en ja dat voelt soms als moeten. Een kleine drie weken en dan zit het schooljaar er alweer op.

Een schooljaar… Je zou er een documentaire over kunnen maken. Of een boek over kunnen schrijven. Op onze school met ruim 600 kinderen, 400 ouders en 60 collega’s gebeurt er meer dan je in een dagelijkse soapserie kwijt kunt. Feestelijke gebeurtenissen worden samen gevierd, droevige samen beleefd. Leerkrachten bouwen een hechte relatie op met hun klas, en laten de kinderen straks weer los. Zo’n 80 kleuters kwamen er dit jaar bij. En straks maken 86 kinderen de stap naar de middelbare school.

Nieuwe collega’s hebben hun plek gevonden in het team, en een aantal gaat ons straks verlaten. ‘Nieuwe’ ouders brachten hun kind dagelijks naar school. Spannend om ze uit (maar in goede) handen te geven. En er zijn ouders die de basisschooltijd over drie weken achter zich laten, klaar voor een nieuwe stap. Waarbij ze nog meer los moeten laten, op een andere manier betrokken zijn. Omdat de kinderen hun eigen weg kiezen.

Een basisschool leeft.

De laatste weken is het basisonderwijs veel in het nieuws geweest. Leerkrachten verdienen net zoveel als hun collega’s in het voortgezet onderwijs. En de werkdruk moet omlaag. Dat zal nog wel even duren, de politiek kennende. Maar het schoolleven gaat door. Want over twee maanden staat er weer een nieuwe groep kinderen en ouders klaar.

Waar diverse politieke partijen nu al 100 dagen bezig zijn om zoveel mogelijk eigen plannen in het regeerakkoord te krijgen, nemen de leerkrachten straks 5 weken rust. Daarna mogen ze weer, en ja dat voelt soms als moeten. Want het schoolleven gaat door.

We zien dat het moeilijk is nieuwe collega’s aan te trekken. En we zien dat het moeilijk is om elk jaar weer fris en enthousiast te starten. Maar een andere optie is er niet. Kinderen en ouders hebben terecht hoge verwachtingen. Gelukkig werken in het basisonderwijs mensen met hart voor hun vak. Met de wil om het goed te doen en ruimte te scheppen waarbinnen  kinderen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Samen gaan we er weer voor.

Ik ben supertrots op de collega’s van onze school die jaarlijks een mooie prestatie leveren. We zijn in staat om een school neer te zetten waar kinderen met plezier naartoe gaan. Waar we samen met ouders optrekken in het belang van de kinderen. En waar we zelf blijven leren.  Met recht dus een school om trots op te zijn!

Sommige clichés zijn waar: we zijn nooit uitgeleerd en er zijn altijd verbeterpunten. Maar vanavond vier ik de school waar ik werk en de betrokkenheid van de kinderen, ouders en collega’s die samen de Ark vormen. Op weg naar een mooie afsluiting en dan genieten van een welverdiende vakantie! Tot volgend jaar!

Geen woorden maar daden

Schermafbeelding 2017-06-06 om 23.29.28

Laatst zei iemand tegen mij: ‘Heb je ook gelezen over die nieuwe actie van de leraren? Ze vinden de werkdruk weer te hoog en verdienen nog steeds te weinig. Dat roepen ze nou al jaren. Daar word je toch een beetje moe van? Doe gewoon je werk, of ga iets anders doen! Toch?’

Ik heb dat maar even gelaten. Tot vandaag. Mijn antwoord zou als volgt luiden:

Waarom denk je dat dit nu al jaren wordt geroepen?

Omdat de klassen inmiddels kleiner zijn geworden, en de lokalen groter? Omdat de administratieve druk minder is geworden? Omdat de eisen van ouders lager zijn dan voorheen? Omdat er minder rekening gehouden hoeft te worden met de diversiteit in de klas, op sociaal en cognitief niveau? Omdat het salaris van basisschoolleerkrachten inmiddels gelijk is getrokken aan dat van docenten in het voortgezet onderwijs? Omdat het ziekteverzuim laag is? Het aantal (jonge) leerkrachten stijgt? De waardering van het beroep basisschoolleerkracht de afgelopen jaren is gestegen?

Natuurlijk niet. Je mag bijna blij zijn dat er, ondanks dit alles, nog zoveel mensen dagelijks voor de klas staan. Hierboven staan precies de redenen waarom deze roep tot actie juíst vandaag en morgen gehoord moet worden.

Er wordt inderdaad al jaren geroepen, omdát er al jaren te weinig aan wordt gedaan.

Ik werk nu 15 jaar in het onderwijs. Nog steeds met plezier. Want het is een prachtvak. Ik heb het geluk te werken op een fijne school, met een fijn team. Maar vandaag de dag lesgeven is niet  te vergelijken met mijn beginjaren. En dat zou ook niet goed zijn, want de kinderen veranderen, net als de wereld om hen heen. Stel daarom ook het onderwijs in staat mee te veranderen.

Ik wil niet alleen dat het ziekteverzuim omlaag gaat en het aantal burn-outs daalt. Nee, ik wil dat leerkrachten perspectief hebben. Om zich te ontwikkelen. Om mee te groeien met de kinderen. Om zich te blijven scholen. Om te kunnen voldoen aan de eisen die aan hen gesteld worden. Want dat willen leerkrachten ook. Om samen met de ouders te zorgen voor een goede ontwikkeling van onze kinderen. Dat geldt voor leerkrachten die al langer in het onderwijs werken, en voor nieuwe jonge leerkrachten die we binnen moeten halen.

Goed basisonderwijs, daar is niemand op tegen. Daar plukken we allemaal de vruchten van. Dat kost energie, en dat kost geld. Omdat we goed onderwijs in ons land van belang vinden.

Alleen woorden zijn niet voldoende. Dat hebben we afgelopen weekend wel gemerkt.

Goed onderwijs wordt gegeven door goede leerkrachten. Goede leerkrachten hebben plezier in hun vak en willen hun vak zo goed mogelijk uitoefenen, zonder die motivatie kies je niet voor het onderwijs. Maar goede leerkrachten kunnen zich ook ontwikkelen, worden gewaardeerd en in staat gesteld hun ervaring te gebruiken en te delen. Dat mag niet afhankelijk zijn van een schoolbestuur of een schooldirectie, dat hoort in Nederland algemeen beleid te zijn.

Goede leerkrachten laten we niet opbranden. Die laten we niet in de steek. Die laten we dus niet jaar in jaar uit roepen. Want daar word niet alleen ik een beetje moe van, daar worden we allemaal enorm moe van.

www.poinactie.nl

Extra investering ammehoela. Minimale investering!

In een artikel van het AD van vrijdag 14 oktober over werkdruk in het basisonderwijs wordt gesteld dat 4 op de 5 leerkrachten deze werkdruk als te hoog ervaren. Dit zou onder andere komen door de hoeveelheid tijd die besteed wordt aan administratie. Verderop in het artikel geeft de vakbond CNV aan niks te begrijpen van het niet afnemen van deze werkdruk omdat er de afgelopen twee jaar 100 miljoen extra is geïnvesteerd in het basis- én voortgezet onderwijs. Bijvoorbeeld om te investeren in klassenassistenten en concierges.

Een lachertje. Met klassen van rond de 30 leerlingen zouden klassenassistenten en concierges op scholen verplicht moeten zijn. Extra investering ammehoela. Een minimale investering, zo zou ik het noemen. Helaas komt dit geld niet allemaal bij de scholen zelf terecht, en is het veel te weinig om ook daadwerkelijk het beoogde doel te bereiken. Maar ik krijg de indruk dat het ministerie van OCW in de Plan Do Check Act cyclus zelf meestal stopt bij het woord ‘Do’.

Teveel tijd besteden aan administratie. Dat wordt niet opgelost door klassenassistenten en concierges.

Vijftien jaar terug toen ik begon in het basisonderwijs was de leerkracht na schooltijd bezig de dag te evalueren en een nieuwe schooldag voor te bereiden. Hij had tijd om inhoudelijk goede lessen te maken. Liefst nog op drie niveaus zodat hij rekening kon houden met de verschillen tussen kinderen. Het was aan de leerkracht om te zorgen voor uitdaging en verdieping. En belangrijker: lessen maken waardoor kinderen gemotiveerd raken om te leren.

De drie groepen verdwijnen. Ieder kind moet zoveel mogelijk op eigen niveau leerstof aangeboden krijgen. Het liefst staat dit ook op papier, gepland voor een bepaalde periode. Om kinderen inzicht te geven in hun eigen ontwikkeling worden er (meerdere keren per jaar) gesprekken met ze gevoerd, en hun ouders. Waarbij de afspraken natuurlijk genoteerd worden. Op zichzelf een goede ontwikkeling. Maar hiernaast hebben we nog de rapportages, het leerlingvolgsysteem, de afstemming met externe begeleiders.  Lukt dit alles binnen de nu gestelde tijd? Is dit haalbaar met 30 kinderen in een groep? Worden nieuwe leerkrachten hiervoor opgeleid?

Als we niet uitkijken raken de lessen en de lesinhouden zelf ondergeschikt. De organisatie, borging en verantwoording krijgen dan de overhand.

De druk die er is, veelal onbewust, vanuit de ouders is niet gering. Elke ouder heeft het recht, en wat mij betreft de plicht, zoveel mogelijk voor hun kind op te komen en te zorgen voor een optimale (leer)omgeving. Leerkrachten kunnen nog meer gebruik maken van de kennis van de ouders over hun kind, tegelijkertijd kunnen ouders nog meer vertrouwen in de professionaliteit van de leerkracht. Maar dit moet voor alle partijen wel realistisch en haalbaar zijn. We moeten niet uit het oog verliezen dat onze klassen uit veel verschillende kinderen bestaan.

Een woordvoerder van OCW heeft het in het AD-artikel nog over event-planners voor Sint en Kerst en ICT-mogelijkheden om de hoeveelheid nakijkwerk te verminderen. Denken ze echt dat daar de kern van het probleem zit? In dat geval lijkt het alsof het ministerie tegenwoordig niet meer in gesprek is met leerkrachten, maar alleen met bovenschoolse besturen of mensen die al lange tijd uit de klas zijn vertrokken..

Mijn voorspelling: zolang de klassen groot blijven, klassenassistenten en concierges gezien worden als extra investering, geschreven verantwoording van acties in de klas en gevoerde gesprekken vereist wordt en van leerkrachten wordt verwacht dit alles te doen binnen dezelfde gestelde tijd als voorheen… zal de werkdruk niet verminderen.

Het lijkt alsof de wereld van het kind in de klas zich als een speer ontwikkelt, maar de mogelijkheden en tijd die de leerkracht krijgt om daarbij aan te sluiten stagneren.

Op naar de verkiezingen..

Voor de jongens en mannen onder ons, aangezien dit een hot item is de laatste tijd: bovenstaande lijkt ver weg van een reclamepraatje om meer mannen in het onderwijs te krijgen. Ondanks mijn vraagtekens en zorgen kan ik niet anders zeggen dan dat ik geen dag spijt heb gehad van de keuze om in het basisonderwijs te werken.

Times They Are a-Changin’

Er komen andere tijden aan.. Bob Dylan zong het al in 1964. Wie?

Dat vroegen de kinderen in groep acht afgelopen week toen bekend werd dat de Nobelprijs voor literatuur aan Dylan werd toegekend. De wereld komt steeds sneller en gemakkelijker binnen via de telefoon, ipad en digibord. Maar van Bob Dylan hadden de meeste kinderen nog nooit gehoord. Wel kenden ze het liedje ‘Make You Feel My Love’, en  de man en vrouw die het zongen op youtube (Paul de Leeuw en Adele)..

Hoogste tijd voor een les muziekgeschiedenis. Zeker in combinatie met het thema politiek van de laatste weken. Want je kunt de wereld willen veranderen door de politiek in te gaan en voor je idealen te strijden, je kunt deze ook kenbaar maken door middel van muziek.

We keken naar protestliederen van Bob Dylan, Boudewijn de Groot, John Lennon, de Frank Boeijen Groep, Michael Jackson. We zagen de clip van Subterranean Homesick Blues, bekend van de woorden uit de liedtekst die Dylan op grote vellen papier voorbij laat komen. Eén van de eerste muziek videoclips.

Wat als je nou in 1 korte zin iets mocht meegeven aan de wereld? Een wens, een gedachte, een idee? In zeer korte tijd, want bijna vakantie, konden de kinderen dit op papier zetten. Met onderstaande clip als eindresultaat.

En of we daarna weer hippe muziek konden opzetten..

Het wachtwoord voor de videoclip is: haarlem
Andere tijden.. from Sjoerd van den Berg on Vimeo.

 

 

Meer muziek in groep acht

Afgelopen week zat Ilse DeLange bij De Wereld Draait Door om te praten over haar rol als ambassadeur voor ‘Meer muziek in de klas’. Een prachtig initiatief, aangezien creatieve vakken op de basisschool vaak ondergeschoven kindje zijn op het weekrooster. Soms worden er prachtige lessen gegeven en gedeeld, maar het is toch afhankelijk van het enthousiasme, de muzikaliteit en de creativiteit van de leerkracht in hoeverre het vak een serieuze plek krijgt. Als dat ook zo zijn met rekenen en taal dan zouden de onderzoeken en rapporten als paddenstoelen uit de grond schieten.

Toch, muzikaliteit en creativiteit is blijkbaar lastig aan te leren. Leerkrachten werken over het algemeen keihard om hun werk op de juiste wijze vorm te geven en kinderen verder te helpen in hun ontwikkeling dus daar ga ik niet over klagen. Maar misschien zouden we juist de leerkrachten een handje kunnen helpen.

Bij ons op school worden muzieklessen gegeven door muziekdocenten van ‘Hallo Muziek’. En die werkwijze zie je op steeds meer scholen terug. Prachtig, want zo komen alle kinderen in aanraking met instrumenten en muziek. Maar het kan nog beter.

Ik wil graag een oproep doen om een kleine, maar in mijn ogen eenvoudige, bijdrage te leveren als het gaat om muzikale opvoeding. Kinderen zijn gek op muziek, luisteren veel maar weten niet altijd hoe muziek zich heeft ontwikkeld. Ik heb gemerkt dat er wel degelijk interesse hiervoor is, maar dat het moeilijk is voor leerkrachten om zelf een heel lesprogramma hiervoor te ontwikkelen.

Wat zou het prachtig zijn als de ambassadeurs van ‘Meer muziek in de klas’ in samenwerking met bijvoorbeeld de NTR, programmamaker van schooltelevisie, een lesprogramma opzetten over diverse muziekstijlen en de ontwikkeling van muziek. Ik denk aan bijvoorbeeld tien afleveringen met elk een andere muziekstijl als thema, waarbij de historie een plek krijgt, beroemde muziekstukken/composities/liedjes afgespeeld worden, bekende artiesten van de betreffende stijl iets laten horen, gecombineerd met videoclips op het digibord en als knallende afsluiter een lied dat wordt aangeleerd. Deze liedjes kunnen de rest van het jaar gezongen worden.

De lessen zouden gegeven kunnen worden door een bekende artiest, die de verhalen vertelt, uitlegt hoe de muziek in elkaar zit en het slotlied laat horen, desnoods in delen om aan te leren. Ilse DeLange of Waylon over country, Wouter Hamel over jazz, Ali B over rap. En denk ook aan blues, klassiek, pop, rock ’n roll, dance etc. Artiesten die hun passie en liefde voor muziek overbrengen op de toekomstige lichting muzikanten.

Is dit idee haalbaar? Ik denk het wel. Voegt het iets toe aan het muziekcurriculum? Zeker weten. Helpt het de leerkrachten? Ik ben ervan overtuigd.

Bekijk hier de website van Meer Muziek in de Klas

Bekijk hier een filmpje over muziek op basisschool De Ark

Voetstuk in plaats van flipperkast..

Leerkrachten op de basisschool moeten zich soms net bondscoach van het Nederlands elftal voelen. Ze zijn een bepalende schakel in het succes van een team (lees: klas) en er zijn 16 miljoen anderen die ófwel beter denken te weten hoe ze hun werk moeten uitvoeren, ofwel commentaar hebben op de manier waarop ze dat doen. Of het nou op verjaardagen ter sprake komt, in de krant staat of op televisie onderwerp van gesprek is: iedereen heeft een mening over het onderwijs. En dan heb ik het niet alleen over de kinderen, ouders en collega’s.

Is dit erg? Natuurlijk niet. Discussie voeren over een fantastisch vak is geen straf. Het houdt de leerkracht scherp. Het houdt het onderwijs scherp. Want meegaan in vernieuwingen is noodzakelijk als je met kinderen werkt. Zij groeien immers op in een steeds veranderende omgeving.

Maar laten we in hemelsnaam eens een einde maken aan de ‘flipperkast-politiek’ waarmee het onderwijs steeds te maken krijgt. Een voorbeeld:

Twee jaar geleden moest de eindtoets worden afgeschaft. Want het zou toch absurd zijn dat één toetsmoment de toekomst van een kind bepaalt terwijl de basisschool acht jaar lang ervaring en kennis heeft opgebouwd. Sinds afgelopen jaar is het professionele schooladvies eindelijk doorslaggevend. Nu kan de school eindelijk kiezen uit drie eindtoetsen en heeft deze toets in positieve gevallen een corrigerende werking. En jahoor, u voelt hem aankomen: de minister van onderwijs wil weer terug naar een meer bepalende eindtoets. De staatssecretaris die het basisonderwijs in zijn portefeuille heeft was overigens even niet in beeld.

De minister noemde met name de ‘ongelijkheid in kansen’ als argument om weer terug te gaan naar één eindtoets. Het feit dat in het verleden

  • sommige scholen extra oefenden voor de eindtoets,
  • ouders die wél het geld hadden veel ‘investeerden’ in bijles om de eindtoets goed te maken
  • en middelbare scholen werden afgerekend op de examenresultaten en dus soms bizar hoge eisen stelden bij de aanmelding is de minister blijkbaar ineens weer vergeten.

Het vroege selecteren en vervolgens weinig kansen geven tot op- en afstroom was volgens de minister niet meer aan de orde.

En nu bemoeit het OESO zich weer met het Nederlandse onderwijs. De onderzoekers pleiten voor een centrale eindtoets. Of we dat weer meteen willen veranderen. En waar minister Bussemaker sprak over ongelijkheid in kansen, vindt het OESO dat het Nederlandse onderwijs met kop en schouders boven uitsteekt stelsels in andere landen. ‘De gelijkheid ten opzichte van andere welvarende landen is groot.’ Dat is nog eens een eenduidig beeld..

Het feit dat we binnenkort voor de zesde keer Tweede Kamerverkiezingen in 15 jaar hebben en daarmee regelmatig andere bewindspersonen  maakt het allemaal niet stabieler.

Mijn advies: neem het onderwijs serieus. Bekijk eens na langere tijd het effect van het gevoerde beleid en zorg tussentijds voor evaluatie en analyse zodat problemen op tijd inzichtelijk zijn en aangepakt kunnen worden! ZONDER meteen het hele beleid op zijn kop te zetten! We hebben al genoeg aan ons hoofd! Zorg voor rust, uitdaging, professionalisering en beloon goed werk! Kom in contact met de uitvoerende krachten, en niet alleen met de schoolbesturen! Weet waar je het over hebt in de media, en gebruik dus niet de term ‘cito-toets’ als deze niet meer bestaat! Toon interesse! Zeker als je ook zo nodig een mening wilt geven!
Zet het onderwijs eens op een voetstuk in plaats van in een flipperkast.

Over adviezen, eindtoetsen en kansen in het onderwijs

De krantenkoppen liegen er niet om: ‘Geen gelijke kansen in het onderwijs’, ‘Cito-toets’ moet terug’. Nu het advies van de  basisschool de doorslag geeft zouden de kansen in het onderwijs niet gelijk zijn voor elk kind en klinkt de roep om de cito-toets terug te halen. Waarom is dit een slecht idee?

Laten we eerst kijken waarom we de verplichte ‘cito-toets’ hebben afgeschaft. Want ja, dé cito-toets bestaat niet meer. Er zijn drie eindtoetsen waar scholen gebruik van kunnen maken. Daarvan wordt er één ontwikkeld door Cito, maar er zijn ook eindtoetsen van A-Vision en Bureau ICE. Jaren geleden gaf de citotoetsscore de doorslag voor het bepalen van het onderwijsniveau van een groep acht leerling. Dus acht jaar onderwijs en kennis over de kinderen werden getoetst binnen drie dagen en samengevat in één getal tussen de 500 en 550, op basis waarvan het gepaste advies werd gegeven. Had je een slechte week als leerling, jammer dan. Vaardigheden waren blijkbaar niet nodig om een bepaald onderwijsniveau te halen, deze werden immers ook niet getoetst. Ontwikkeling speelde ook geen rol.

Na jarenlange strijd binnen het onderwijs is deze manier van ‘selectie aan de deur’ eindelijk voorbij. Basisscholen gebruiken hun opgebouwde kennis over de kinderen en hun ontwikkeling om tot een advies te komen. Meestal in combinatie met de zgn leerlingvolgsysteemtoetsen van cito, waarbij niet gekeken wordt naar één toetsmoment maar naar de ontwikkeling van groep 6 t/m groep 8.

Natuurlijk zijn er wel eens twijfels. Leerkrachten hebben geen glazen bol waarin ze de onderwijsloopbaan van hun groep achters mee kunnen voorspellen. Omdat in sommige gevallen een objectieve toets kan meehelpen in de advisering wordt in april door alle basisscholen verplicht een eindtoets afgenomen. Niet de cito-toets dus, scholen kunnen kiezen uit drie gecertificeerde toetsen. Wanneer het bij de uitslag passende onderwijsniveau lager is dan het advies, verandert er niets. Het kan zijn dat een kind een slechte dag had.. Wanneer het bijpassende onderwijsniveau hoger is dan het schooladvies, dan is de basisschool verplicht het advies te heroverwegen. En in overleg met de ouders en het kind kan het advies nog worden bijgesteld naar boven.

Genoeg mogelijkheden dus om kinderen met van huis uit ‘minder kansen’ op basis van een objectieve toetsscore een advies te geven passend bij de ontwikkelingsmogelijkheden. Zonder kinderen onrecht aan te doen door één enkele toetsscore bepalend te maken voor de schoolloopbaan.

Is alles dan goed georganiseerd? Nee, dat zou te makkelijk zijn. We delen kinderen veel te vroeg in op één niveau. In het voortgezet onderwijs zouden de op- en afstroommogelijkheden groter moeten zijn zonder dat de scholen daarbij worden afgerekend. Zijn het niet dezelfde kranten met hun ‘examenlijstjes’ die nu roepen dat de kansen niet gelijk zijn?

Daarnaast blijft de terugkoppeling van het voortgezet onderwijs naar het basisonderwijs belangrijk. Monitor de advisering goed, kijk hoe de kinderen het op de diverse scholen doen na hun advies en geef dit terug aan de basisscholen. Samen zullen we moeten zorgen voor zoveel mogelijk kansen voor alle kinderen.

Overigens, toen de ‘citotoets’ nog leidend was schoten de ‘bijles-bureaus’ als paddestoelen uit de grond. Ouders die het zich konden veroorloven lieten kinderen oefenen, net zolang tot ze de toets op het gewenste niveau konden maken. Zijn dat gelijke kansen?

Geef het onderwijs nu eens het vertrouwen, zonder na een jaar alweer af te geven en terug te willen naar oude systemen. 10 Miljoen bondscoaches zijn al vervelend, maar daar heeft slechts één bondscoach last van. We hebben het nu over tienduizenden professionals die bewust gekozen hebben voor het onderwijsvak, omdat zij echt willen bijdragen aan de ontwikkeling van de toekomst: de kinderen die nu op school zitten.

Oh, een persoonlijke noot voor minister Bussemaker, staatssecretaris Dekker en alle kranten die over dit onderwerp schrijven: stop met de term cito-toets wanneer jullie het hebben over de eindtoets.  Cito is een merk, we noemen ook niet alle auto’s BMW..

 

 

Schaf Sinterklaas en Kerst op de basisschool af!

Daar pleit Erik Roosken nog net niet voor in zijn artikel in de Volkskrant, maar hij haalt het wel aan als argument voor de toenemende werkdruk. Althans, hij geeft aan dat deze feestdagen net als kinderboekenweek, sportdag, juffendag, nationaal schoolontbijt en projectweek niet tot de taak van leerkracht behoren. We zijn er immers ‘om bij de kinderen een gedegen basis te leggen voor de rest van hun leven’. En hij betwijfelt ook of kinderen van deze activiteiten gelukkig worden.

Afijn, we kunnen hier uitgebreid onderzoek naar doen maar we weten allemaal dat de meeste kinderen gek zijn op deze bijzondere dagen en dat dit ‘erbij hoort’. Erik Roosken gebruikt het om een knuppel in het hoenderhok te gooien. Hij wil een tegengeluid laten horen. Omdat er zoveel discussie is over de vermeende werkdruk in het basisonderwijs. De laatste weken, en met name na de uitzending van De Monitor, wordt er namelijk veel geschreven en gesproken over werkdruk. Maar bestaat deze werkdruk wel?

Erik Roosken denkt dat het allemaal wel meevalt. Inspectienormen hoef je je niet aan te houden, doelen hoef je niet altijd te halen (mits het maar te verantwoorden is), de hoeveelheid administratie heb je zelf in de hand en nakijken is vaak niet nodig. Dat laatste argument kan ik beamen. Nakijken heeft alleen zin als er wat mee gedaan wordt. Dus elke dag alles nakijken en dan op een stapel leggen is zonde van de tijd. Maar laten we eens kijken naar de eerste drie argumenten.

Ik ben het met Erik Roosken eens dat het basisonderwijs te vaak het ‘braafste kind van de klas’wil zijn. Steeds meer moet worden vastgelegd, steeds vaker wordt verwacht dat leerkrachten op een ‘cyclische, verantwoorde wijze’ structureel en doelmatig het lesaanbod aanpassen aan de ontwikkelingsbehoeften van het kind. Leerkrachten worden verantwoordelijk gehouden voor de uitvoering hiervan. De druk om dit te doen komt niet alleen vanuit de inspectie, maar ook vanuit besturen en directies. Je kunt dus wel zeggen dat het hier om ‘fantoomwerkdruk gaat zoals Sander Dekker aangeeft’, zo wordt dit niet ervaren door veel uitvoerders: de leerkrachten. En dus hebben zij wel degelijk recht van spreken als het gaat om het ervaren van werkdruk.

Wat vaak vergeten wordt, is dat de meeste leerkrachten kiezen voor hun vak omdat ze gemotiveerd, betrokken en gepassioneerd zijn. Ze willen hun werk goed uitvoeren. Ouders verwachten, terecht, goed onderwijs voor hun kind maar vergeten wel eens dat er 30 kinderen in een klas zitten. Directies verwachten, terecht, goed onderwijs door hun team maar vergeten wel eens dat er 30 verschillende leerkrachten op hun school werken die allemaal 30 verschillende kinderen met 60 verschillende ouders in hun klas hebben. En de leerkrachten? Die proberen zich in dit geweld van verwachtingen te richten op hun belangrijkste doelgroep: het kind.

Over de vakanties en vrije dagen gaan we het maar niet uitgebreid hebben. Want dan wil ik graag de hoeveelheid overuren, onbetaald, hierin meenemen. En de avonden waarop gewerkt wordt. En de dagen in de vakanties die je verplicht terug moet komen (want men denkt nog steeds dat de zomervakantie  ook voor leerkrachten zes weken duurt). En de afgeschafte compensatie (adv) dagen. En zo fijn is het niet, altijd in het hoogseizoen op vakantie moeten gaan 😉

Er kan veel geklaagd worden in het onderwijs. Kritisch kijken naar jezelf is gezond en belangrijk. Wat kun je zelf doen om de werkdruk te verminderen? Een tegengeluid is goed. Maar dan wel op basis van feiten. Niet op een manier die doet denken aan het populisme zoals dat in de politiek steeds vaker gehanteerd wordt om kiezers te trekken. Heeft Erik Roosken genoeg onderzoek gedaan op verschillende soorten scholen in diverse regio’s om zo’n duidelijke mening te geven? Of praat hij alleen vanuit eigen ervaring? Kun je dan zo duidelijk stellen dat het allemaal wel meevalt met de werkdruk?

En er valt genoeg te verbeteren in het onderwijs. Daar wordt hard aan gewerkt. En dat harde werken zou beter beloond moeten worden. Want daar zijn Erik Roosken en ik het over eens. Passende waardering voor een belangrijke pijler in onze maatschappij.

Omgangskunde op de basisschool: verplicht vak of excuus?

Wie de afgelopen dagen televisie heeft gekeken of radio heeft geluisterd zal hebben opgemerkt dat de ‘verruwing van de samenleving’ centraal stond.

Tijdens de uitreiking van de Televisierring riep winnaar Johnny de Mol op tot ‘meer verdraagzaamheid, meer respect en meer liefde voor elkaar’. Bij RTL Late Night zat Wendy van Dijk. Zij had een kort geding aangespannen tegen Quote omdat dit tijdschrift over vermeend cocaïnegebruik van Wendy en haar man Erland Galjaard had geschreven. Frits Spits zat aan tafel en ook hij stelde dat we in Nederland op de verkeerde manier met elkaar omgaan. Bij Spijkers met Koppen op radio 2 ging het in een gesprek met Emile Roemer over de manier waarop politici elkaar bejegenen in de Tweede Kamer. Felix Meurders haalde het Nationale Schoolonderzoek van het Algemeen Dagblad aan. Daaruit blijkt dat ouders het vak ‘omgangskunde’ willen invoeren en hij vroeg Emile Roemer of politici dit vak niet zouden moeten volgen.

En daar zijn we weer bij het onderwijs beland. Elke keer wanneer er iets mis is in onze samenleving wijzen de vingers naar de kinderen: de jeugd zal het later beter moeten doen. Natuurlijk aan alle meesters en juffen van het basisonderwijs de schone taak dit uit te voeren. Maar waar gaat het nu eigenlijk mis?

Wie zijn er verantwoordelijk voor die verruwing van onze maatschappij? Zijn het de kinderen die elkaar in de Tweede Kamer op idiote wijze aanspreken en afmaken, lettend op de peilingen zonder daadwerkelijk de inhoud centraal te stellen? Zijn het de kinderen die verzonnen verhalen in een tijdschrijft zetten waarbij anderen beschadigd worden? Zijn het de kinderen die in Woerden met bivakmutsen een AZC bestormen, in Oranje tegen een auto van staatssecretaris Dijkhoff aanschoppen, in een tweet schrijven ‘Volkert, hier heb je je volgende kandidaat om af te knallen, je bent nu toch vrij’ of in een voetbalstadion elkaar de hersens inslaan omdat je toevallig een andere club support?

Misschien zouden de volwassenen van nu eerst eens goed in de spiegel moeten kijken voor ze met het vak ‘omgangskunde’ op de proppen komen. Omgangskunde is geen vak voor op de basisschool. Alsof je in een paar lessen kunt uitleggen hoe je respectvol met elkaar omgaat. En daarna gaan we weer vrolijk verder met rekenen en taal? Nee. Het gaat om normen en waarden die je met elkaar afspreekt en waar je dagelijks mee bezig bent als leerkracht. Niet alleen door die afspraken met elkaar te maken en kinderen hier op aan te spreken. Maar vooral door zelf het goede voorbeeld te geven.

Laat alle volwassenen daar eens mee beginnen.

 

Lees hier de speech van Johnny de Mol tijdens het Televisiergala

Het gaat beginnen!

Buurman stond net voor de ramen te zwaaien. Ik deed netjes de deur open. ‘Morgen weer beginnen zeker? Ik ben nog een weekje vrij. Wilde je even jaloers maken!’ Aangezien de meeste mensen altijd roepen: ‘Je hebt zeker wéér of nóg vakantie!’, kon ik deze originaliteit wel waarderen. En inderdaad, jaloers ben ik zeker. Op het feit dat hij woensdag met zijn boot over het Noordzeekanaal langs diverse tall ships vaart richting Amsterdam, met 23 graden en een zonnetje. Maar jaloers omdat ik weer ‘moet’ werken? Natuurlijk niet. En dit is waarom:

Morgenochtend 8.15 uur druppelen de eerste kinderen binnen. Iedereen geeft een hand en stelt zichzelf voor. Op de gezichten is af te lezen hoe ze zich voelen. Gespannen, omdat het laatste jaar gaat beginnen. Vol verwachting, omdat we al bijna op kamp gaan en dit jaar de eindmusical opvoeren. Nerveus, omdat het met nieuwe leerkrachten toch altijd wennen is en je niet precies weet wat je kunt verwachten. Gemotiveerd, want dit is het jaar dat het schooladvies wordt gegeven en een middelbare school gekozen moet worden. Soms met ouders die even kennis willen maken en de klas komen bekijken, ondanks dat hun kinderen dat regelmatig niet waarderen en hen de rest van het jaar verbieden één stap op de bovenste verdieping van de school te zetten. (niet naar luisteren natuurlijk, gewoon af en toe jullie gezicht komen laten zien)

In de klas ligt alles klaar. Jaarkalenders, de eigen etuis en mappen, liedjesboeken om meteen vanaf morgen te oefenen voor kamp. De tafels staan in groepjes. Iedereen kiest een eigen plek. Meestal zodanig dat veel kinderen een week later ergens anders zitten omdat ze naast hun beste vrienden en vriendinnen zitten en geen minuut kunnen doorwerken zonder een gesprek te voeren over de vakantie, de laatste roddels of gewoon over niks.  Een soort what’s app groep maar dan in het echt.

Komend jaar wordt een bijzonder jaar. Een jaar waarin je als leerkracht lief en leed met 29 kinderen en nog meer collega’s deelt. Een jaar in groep 8 gaat niet alleen over rekenen, taal, spelling, gym, huiswerk, samenwerken aan thema’s, buitenspelen en het maken van toetsen. Maar ook over verkeringen die aan en uit gaan en de manier waarop je dat hoort te doen. Het omgaan met teleurstellingen. Of verdriet, zoals huisdieren of familieleden die ziek zijn en soms overlijden. Ruzies die uitgesproken moeten worden. Verjaardagen, klassenfeesten en succeservaringen die gevierd worden. Een fantastisch kamp van vier dagen op de Veluwe. De spannende tijd van adviesgesprekken, het bezoeken van open dagen en de uiteindelijke middelbare schoolkeuze. Samen toewerken naar de afscheidsavond waarna je alle kinderen met vertrouwen op pad stuurt naar een nieuwe belangrijke stap in hun leven: de middelbare schooltijd.

Gemakkelijk is het niet altijd. Dit jaar wordt er meteen veel gevraagd van het team. Ik werk op een  school waar dat kan, en daar ben ik trots op.

En dus heb ik zin in morgen, het gaat beginnen!