“Ik vind het een slechte ontwikkeling dat er scholen voor voortgezet onderwijs zijn die zeggen: hier kom je alleen binnen met een Citoscore van zus- en zoveel. Daar moeten we echt vanaf.”
Dat zegt staatssecretaris Sander Dekker in een artikel in Trouw. Eindelijk zijn de staatssecretaris en ik het ergens over eens. Alleen stimuleert zijn beleid van verplichte toetsing, openheid van scores en de ranglijsten die hiermee ontstaan deze ontwikkeling. Althans, door al deze maatregelen lijken de scores van kinderen belangrijker te worden dan de ontwikkeling van kinderen. Waar gaat het nou om in het onderwijs?
Voor de duidelijkheid: dé Citotoets bestaat niet. Cito is een organisatie die gespecialiseerd is in het ontwikkelen en afnemen van examens en toetsen. De meest bekende toetsen in het onderwijs zijn de toetsen van het leerlingvolgsysteem (LVS) en de Eindcito.
Het LVS is ervoor om van groep 1 t/m 8 de vorderingen van leerlingen te volgen en tijdig te kunnen signaleren. Daarnaast kan het worden gebruikt om de ontwikkelingen in de groepen en op verschillende vakgebieden te analyseren en daaruit verbeterpunten te halen. De Eindtoets basisonderwijs is de toets die in groep 8 kan worden afgenomen en vanaf volgend jaar verplicht wordt voor alle scholen.
Het gaat hier dus niet om een en dezelfde toets, en dat maakt de discussie over wel of niet toetsen in het onderwijs verwarrend. In onze regio wordt steeds minder gebruik gemaakt van de Eindtoets. Wij hebben deze toets niet nodig voor het adviseren van de kinderen in groep 8. Dat doen we namelijk op basis van de kennis die we hebben opgebouwd als professionals die de kinderen al acht jaar begeleid hebben in hun ontwikkeling. Daarnaast wordt dit advies ondersteund door de gegevens van het leerlingvolgsysteem vanaf groep 6. Op deze manier rekenen we kinderen niet af op één toetsmoment, maar kijken we naar de ontwikkeling van de laatste drie jaar. De NIO-toets, een indicatie van de intelligentie, is het tweede instrument dat ter ondersteuning van het advies dient. Persoonlijk vind ik dat deze toets niet nodig is voor goede advisering maar dat is een andere discussie waard.
Wij hebben het geluk dat de scholen voor het voortgezet onderwijs goed luisteren naar onze adviezen en ze vrijwel altijd overnemen, ook al worden ze niet allemaal ondersteund door de minimale toetsscores. Scholen kijken verder dan alleen cijfers. Ze hechten waarde aan het professionele advies van de school op basis van de kennis die zij heeft voor een gedegen advisering. Voorwaarde is wel enige zelfreflectie van de basisschool om te zorgen dat de kwaliteit van de adviezen op orde blijft. Terugkoppeling is daarbij van belang.
Volgend jaar moeten ook wij de Eindtoets doen. Op zichzelf heb ik daar niet veel problemen mee. De gegevens kunnen gebruikt worden als extra reflectiemoment voor de basisschool. Welke ontwikkelingen kun je eruit afleiden? Zijn er nieuwe aandachtspunten? Welke trends zie je? Wat onderneem je als school om ontwikkeling op de getoetste vakgebieden van begin tot eind te waarborgen? Niet dat dat voldoende is. Kinderen ontwikkelen zich niet alleen op het gebied van rekenen, taal en wereldoriëntatie. In mijn ogen is de persoonlijke ontwikkeling minstens net zo belangrijk: waar ben je goed in, wat zijn je talenten en kwaliteiten, wat vind je moeilijk, hoe zorg je zelf voor ontwikkeling, welke manier van leren past bij je, wat vind je belangrijk in het omgaan met anderen, hoe zet je jezelf neer in een groep mensen, wat kun je voor anderen betekenen? Dat zijn de onderwerpen die niet meetbaar, maar wel van wezenlijk belang zijn voor kwalitatief goed onderwijs op de basisschool.
Met hoge scores alleen ben je er niet. Ik zou in de klas alleen kunnen oefenen op de toetsen, zorgen voor hoge scores en een hoge uitstroom. Maar zijn de kinderen daarmee toegerust om het voortgezet onderwijs goed te doorlopen? Sluit de manier van onderwijs dan aan bij hun leerstijl? Komen ze op de plek die bij ze past? Dat denk ik niet. Net zo min als de vele oefensites en bedrijven hier een bijdrage aan leveren. Ouders worden gek gemaakt met alle mogelijkheden tot oefenen. In Leiden kun je een oefenpakket voor 119 euro bestellen. Dat doen ze echt niet voor het welzijn van de kinderen, meer voor het welzijn van hun eigen portemonnee.
Toetsgegevens zeggen niet alles over de kwaliteit van het onderwijs. Al helemaal niet als het om slechts één meetmoment gaat, zoals bij de Eindtoets. Even ter vergelijking: je wordt als voetbalclub geen kampioen door het winnen van één wedstrijd. Als je één wedstrijdweekend gebruikt om de kwaliteit van de clubs te duiden, kun je hele vreemde lijstjes krijgen. Pas na een heel seizoen kun je iets zeggen over de ontwikkeling van een club en of het team de meeste punten heeft behaald. Overigens wil dat ook niet zeggen dat de kampioen het mooiste voetbal heeft gespeeld. Ze hebben de meeste punten behaald, en dat kan op verschillende manieren.
Staatssecretaris Sander Dekker geeft aan dat hij niet wil dat toetsgegevens gebruikt worden om scholen af te rekenen. Dat ze ook geen leidende rol moeten krijgen in de advisering van primair naar voortgezet onderwijs. Mij is niet duidelijk hoe hij dit gaat voorkomen.
Ik kan nu uitgebreid beschrijven hoe diverse kranten en andere media ranglijsten publiceren waarbij de scores niet op een degelijke wijze worden toegelicht en er zelfs veel fouten worden gemaakt. Zo had RTL bij een school een toetsgegeven van één enkele leerling gebruikt als meetgegeven voor de hele groep acht-lichting van dat jaar. De school deed helemaal geen Eindcito, lieten wegens omstandigheden één kind wel die toets doen en vervolgens werd de school daarop afgerekend. RTL gaf aan onjuist te hebben gehandeld, kon dit niet meer ongedaan maken, haalde het cijfer wel weg maar in de ranglijst bleef de school op dezelfde plek staan. En nog steeds geven ze aan dat als er fouten worden gemaakt, er contact met ze kan worden gezocht. Volgens mij moet je pas publiceren als je zeker weet over de juiste gegevens te beschikken. Ze vermelden op de site dat de lijst niet bedoeld is als ranking. Heel apart als je scholen een rapportcijfer geeft, onduidelijk blijft waarop dit cijfer is gebaseerd en dit vervolgens in een lijst van hoog naar laag zet.
Het aantal ranglijsten neemt toe. Dat is direct een gevolg van het beleid van Sander Dekker en zijn wil om zoveel mogelijk gegevens openbaar te maken zonder hierbij na te denken over de manier waarop dit moet worden gecommuniceerd, met een heldere uitleg. Hij wil niet dat er een afrekencultuur ontstaat, maar deze ranglijsten dragen daar wel degelijk aan bij. Vooral de manier waarop ze gepubliceerd worden. Dat scholen worden afgerekend op de uitstroom zorgt ervoor dat ze kieskeuriger en voor veiligheid kiezen bij de instroom. Dat beperkt de kansen voor kinderen om zich te ontwikkelen. Veiligheid loont zou je kunnen zeggen.
Finland wordt gezien als een vooruitstrevend onderwijsland. Daar wordt naar mijn weten helemaal niet getoetst. Nu is dat een ingewikkelde discussie en kun je je afvragen of daarvoor niet eerst het hele onderwijssysteem moet worden aangepast. Maar wat duidelijk is: meten is niet altijd weten. Kinderen observeren, in gesprek gaan en zorgen dat je oog hebt voor hun ontwikkeling draagt meer bij dan alleen het afnemen van toetsen. Dat geldt ook voor de beoordeling van scholen.
Als de staatssecretaris echt wil bijdragen, dan zorgt hij ervoor dat de ranglijsten verdwijnen. Dat een school wordt afgerekend op meer dan alleen de meetbare toetsgegevens. Geef het onderwijs de mogelijkheid hun werk goed te doen, waarbij het kind en zijn ontwikkeling centraal staat. Natuurlijk zal het onderwijs zelf ook mee moeten doen. Te vaak schiet ze in de verdediging zonder een spiegel voor te houden. Er kan nog een grote slag worden geslagen in de professionaliteit als het gaat om zelfreflectie, het stellen van doelen en het toelaten van vernieuwingen die bij kunnen dragen aan een verbeterde onderwijskwaliteit.
Verplicht scholen te kijken naar hun eigen scores, laat ze verantwoording afleggen aan de inspectie, zorg dat ze reflecteren en doelen stellen om de onderwijskwaliteit te verbeteren, maar stop met het geven van cijfers die gebaseerd zijn op momentopnames. Scholen willen hun werk goed doen, geef hen vertrouwen en probeer opbouwend een bijdrage hieraan te leveren. Als Sander Dekker vindt dat er geen afrekencultuur moet ontstaan, is het ook aan hem de voorwaarden te scheppen dat dit kan worden voorkomen. Zoals ik regelmatig aan de kinderen vraag bij kritiek en problemen: ‘Wat doe jij er zelf aan om een bijdrage te leveren?’
Tot slot: Buiten de discussie van dit moment, kan het geen kwaad verder in de toekomst te kijken. Willen we wel onderwijs blijven geven in de huidige setting? Moet er niet een flinke verandering plaatsvinden om meer aan te sluiten bij de behoeften en ontwikkeling van kinderen? En welke rol hebben toetsen hierbij? Ik heb te weinig verstand van deze grote onderwerpen om hier een gedegen oordeel over te geven, maar verwijs graag naar mensen als Martijn van Schaik die hiervoor hebben doorgeleerd. De moeite waard om te bekijken.