‘Lekker he, al die vakanties die je hebt!’ Het is een veelgehoorde uitspraak op verjaardagen en andere feestjes. Elke keer weer dien je als leerkracht maar wat blij te zijn met de vrije dagen en vakanties want in andere sectoren kent men dit soort privileges niet.
Natuurlijk is het fijn om vrij te zijn. Maar dat er ook een reden is voor ‘al deze vrije dagen’ ontgaat veel mensen. Ouders kijken vaak verbaasd als ze mij om 18.00 uur of later naar huis zien fietsen en in het weekend of in de vakanties op school zien. Vandaar deze korte toelichting. Want waarom zoveel vakantie?
Als leerkracht in het basisonderwijs draag je een jaar lang elke dag de verantwoordelijkheid voor 30 kinderen. Dit stopt niet wanneer de kinderen de school uitlopen om drie uur. Er wordt weliswaar verwacht dat je van 8.00 tot 17.00 op school bent maar de meeste leerkrachten beginnen eerder en eindigen later de werkdag. Nakijken, registreren, voorbereiden, vergaderen en regelmatig in gesprek gaan met ouders kost tijd.
Twee keer per jaar zijn er twee gespreksavonden waarin ouders, naast de ‘tussendoor gesprekken’ buiten schooltijd, op de hoogte worden gebracht van de ontwikkeling van hun kind. Er wordt intensief samengewerkt met deskundigen die zowel binnen de school als daarbuiten een bijdrage leveren. Ook met hen is overleg noodzakelijk voor een goede samenwerking.
Elk jaar worden er rapporten gemaakt, handelingsplannen en groepsplannen geschreven en geëvalueerd. Met de middelbare scholen wordt intensief gecommuniceerd.
Informatieavonden, drie afscheidsavonden, het Kerstdiner, een open podium, sportdagen, muziekavonden, voorstellingen en het aanmoedigen van de kinderen bij sporttoernooien. Allemaal nodig voor een fijne sfeer en leuk om te doen. Maar wel tijdrovend.
Leerkrachten in het basisonderwijs werken hard om het verschil te kunnen maken in de ontwikkeling van kinderen. Als ze een baan zouden willen waarbij er veel te verdienen valt, een lage werkdruk is of flexibele werktijden dan hadden ze vooral iets anders moeten kiezen. Gelukkig maakt niet iedereen die keuze, het onderwijs zou nog sneller leeglopen.
Er wordt vaak gezegd dat het onderwijs meer autoriteit en respect moet krijgen, en dit zal moeten worden verdiend. Vrije dagen en vakanties zijn er niet om de hele dag niks te doen en te relaxen. Ze zijn nodig om het hoofd leeg te maken, regelmatig werk in te halen, voor te bereiden en op te laden voor een nieuwe werkperiode. Het gaat niet om een privilege, het is een verdiend en noodzakelijk recht dat het onderwijs ten goede komt.
Ik ga genieten van een weekje vakantie. Lekker fietsen, muziek luisteren, House of Cards kijken en afspreken met vrienden en familie. Maar geen zorgen, in deze week worden ook 28 rapporten geschreven en wordt de volgende schoolperiode voorbereid. Zodat groep 8 volgende week weer fris kan beginnen. En dat doe ik met plezier.
“Ik vind het een slechte ontwikkeling dat er scholen voor voortgezet onderwijs zijn die zeggen: hier kom je alleen binnen met een Citoscore van zus- en zoveel. Daar moeten we echt vanaf.”
Dat zegt staatssecretaris Sander Dekker in een artikel in Trouw. Eindelijk zijn de staatssecretaris en ik het ergens over eens. Alleen stimuleert zijn beleid van verplichte toetsing, openheid van scores en de ranglijsten die hiermee ontstaan deze ontwikkeling. Althans, door al deze maatregelen lijken de scores van kinderen belangrijker te worden dan de ontwikkeling van kinderen. Waar gaat het nou om in het onderwijs?
Voor de duidelijkheid: dé Citotoets bestaat niet. Cito is een organisatie die gespecialiseerd is in het ontwikkelen en afnemen van examens en toetsen. De meest bekende toetsen in het onderwijs zijn de toetsen van het leerlingvolgsysteem (LVS) en de Eindcito.
Het LVS is ervoor om van groep 1 t/m 8 de vorderingen van leerlingen te volgen en tijdig te kunnen signaleren. Daarnaast kan het worden gebruikt om de ontwikkelingen in de groepen en op verschillende vakgebieden te analyseren en daaruit verbeterpunten te halen. De Eindtoets basisonderwijs is de toets die in groep 8 kan worden afgenomen en vanaf volgend jaar verplicht wordt voor alle scholen.
Het gaat hier dus niet om een en dezelfde toets, en dat maakt de discussie over wel of niet toetsen in het onderwijs verwarrend. In onze regio wordt steeds minder gebruik gemaakt van de Eindtoets. Wij hebben deze toets niet nodig voor het adviseren van de kinderen in groep 8. Dat doen we namelijk op basis van de kennis die we hebben opgebouwd als professionals die de kinderen al acht jaar begeleid hebben in hun ontwikkeling. Daarnaast wordt dit advies ondersteund door de gegevens van het leerlingvolgsysteem vanaf groep 6. Op deze manier rekenen we kinderen niet af op één toetsmoment, maar kijken we naar de ontwikkeling van de laatste drie jaar. De NIO-toets, een indicatie van de intelligentie, is het tweede instrument dat ter ondersteuning van het advies dient. Persoonlijk vind ik dat deze toets niet nodig is voor goede advisering maar dat is een andere discussie waard.
Wij hebben het geluk dat de scholen voor het voortgezet onderwijs goed luisteren naar onze adviezen en ze vrijwel altijd overnemen, ook al worden ze niet allemaal ondersteund door de minimale toetsscores. Scholen kijken verder dan alleen cijfers. Ze hechten waarde aan het professionele advies van de school op basis van de kennis die zij heeft voor een gedegen advisering. Voorwaarde is wel enige zelfreflectie van de basisschool om te zorgen dat de kwaliteit van de adviezen op orde blijft. Terugkoppeling is daarbij van belang.
Volgend jaar moeten ook wij de Eindtoets doen. Op zichzelf heb ik daar niet veel problemen mee. De gegevens kunnen gebruikt worden als extra reflectiemoment voor de basisschool. Welke ontwikkelingen kun je eruit afleiden? Zijn er nieuwe aandachtspunten? Welke trends zie je? Wat onderneem je als school om ontwikkeling op de getoetste vakgebieden van begin tot eind te waarborgen? Niet dat dat voldoende is. Kinderen ontwikkelen zich niet alleen op het gebied van rekenen, taal en wereldoriëntatie. In mijn ogen is de persoonlijke ontwikkeling minstens net zo belangrijk: waar ben je goed in, wat zijn je talenten en kwaliteiten, wat vind je moeilijk, hoe zorg je zelf voor ontwikkeling, welke manier van leren past bij je, wat vind je belangrijk in het omgaan met anderen, hoe zet je jezelf neer in een groep mensen, wat kun je voor anderen betekenen? Dat zijn de onderwerpen die niet meetbaar, maar wel van wezenlijk belang zijn voor kwalitatief goed onderwijs op de basisschool.
Met hoge scores alleen ben je er niet. Ik zou in de klas alleen kunnen oefenen op de toetsen, zorgen voor hoge scores en een hoge uitstroom. Maar zijn de kinderen daarmee toegerust om het voortgezet onderwijs goed te doorlopen? Sluit de manier van onderwijs dan aan bij hun leerstijl? Komen ze op de plek die bij ze past? Dat denk ik niet. Net zo min als de vele oefensites en bedrijven hier een bijdrage aan leveren. Ouders worden gek gemaakt met alle mogelijkheden tot oefenen. In Leiden kun je een oefenpakket voor 119 euro bestellen. Dat doen ze echt niet voor het welzijn van de kinderen, meer voor het welzijn van hun eigen portemonnee.
Toetsgegevens zeggen niet alles over de kwaliteit van het onderwijs. Al helemaal niet als het om slechts één meetmoment gaat, zoals bij de Eindtoets. Even ter vergelijking: je wordt als voetbalclub geen kampioen door het winnen van één wedstrijd. Als je één wedstrijdweekend gebruikt om de kwaliteit van de clubs te duiden, kun je hele vreemde lijstjes krijgen. Pas na een heel seizoen kun je iets zeggen over de ontwikkeling van een club en of het team de meeste punten heeft behaald. Overigens wil dat ook niet zeggen dat de kampioen het mooiste voetbal heeft gespeeld. Ze hebben de meeste punten behaald, en dat kan op verschillende manieren.
Staatssecretaris Sander Dekker geeft aan dat hij niet wil dat toetsgegevens gebruikt worden om scholen af te rekenen. Dat ze ook geen leidende rol moeten krijgen in de advisering van primair naar voortgezet onderwijs. Mij is niet duidelijk hoe hij dit gaat voorkomen.
Ik kan nu uitgebreid beschrijven hoe diverse kranten en andere media ranglijsten publiceren waarbij de scores niet op een degelijke wijze worden toegelicht en er zelfs veel fouten worden gemaakt. Zo had RTL bij een school een toetsgegeven van één enkele leerling gebruikt als meetgegeven voor de hele groep acht-lichting van dat jaar. De school deed helemaal geen Eindcito, lieten wegens omstandigheden één kind wel die toets doen en vervolgens werd de school daarop afgerekend. RTL gaf aan onjuist te hebben gehandeld, kon dit niet meer ongedaan maken, haalde het cijfer wel weg maar in de ranglijst bleef de school op dezelfde plek staan. En nog steeds geven ze aan dat als er fouten worden gemaakt, er contact met ze kan worden gezocht. Volgens mij moet je pas publiceren als je zeker weet over de juiste gegevens te beschikken. Ze vermelden op de site dat de lijst niet bedoeld is als ranking. Heel apart als je scholen een rapportcijfer geeft, onduidelijk blijft waarop dit cijfer is gebaseerd en dit vervolgens in een lijst van hoog naar laag zet.
Het aantal ranglijsten neemt toe. Dat is direct een gevolg van het beleid van Sander Dekker en zijn wil om zoveel mogelijk gegevens openbaar te maken zonder hierbij na te denken over de manier waarop dit moet worden gecommuniceerd, met een heldere uitleg. Hij wil niet dat er een afrekencultuur ontstaat, maar deze ranglijsten dragen daar wel degelijk aan bij. Vooral de manier waarop ze gepubliceerd worden. Dat scholen worden afgerekend op de uitstroom zorgt ervoor dat ze kieskeuriger en voor veiligheid kiezen bij de instroom. Dat beperkt de kansen voor kinderen om zich te ontwikkelen. Veiligheid loont zou je kunnen zeggen.
Finland wordt gezien als een vooruitstrevend onderwijsland. Daar wordt naar mijn weten helemaal niet getoetst. Nu is dat een ingewikkelde discussie en kun je je afvragen of daarvoor niet eerst het hele onderwijssysteem moet worden aangepast. Maar wat duidelijk is: meten is niet altijd weten. Kinderen observeren, in gesprek gaan en zorgen dat je oog hebt voor hun ontwikkeling draagt meer bij dan alleen het afnemen van toetsen. Dat geldt ook voor de beoordeling van scholen.
Als de staatssecretaris echt wil bijdragen, dan zorgt hij ervoor dat de ranglijsten verdwijnen. Dat een school wordt afgerekend op meer dan alleen de meetbare toetsgegevens. Geef het onderwijs de mogelijkheid hun werk goed te doen, waarbij het kind en zijn ontwikkeling centraal staat. Natuurlijk zal het onderwijs zelf ook mee moeten doen. Te vaak schiet ze in de verdediging zonder een spiegel voor te houden. Er kan nog een grote slag worden geslagen in de professionaliteit als het gaat om zelfreflectie, het stellen van doelen en het toelaten van vernieuwingen die bij kunnen dragen aan een verbeterde onderwijskwaliteit.
Verplicht scholen te kijken naar hun eigen scores, laat ze verantwoording afleggen aan de inspectie, zorg dat ze reflecteren en doelen stellen om de onderwijskwaliteit te verbeteren, maar stop met het geven van cijfers die gebaseerd zijn op momentopnames. Scholen willen hun werk goed doen, geef hen vertrouwen en probeer opbouwend een bijdrage hieraan te leveren. Als Sander Dekker vindt dat er geen afrekencultuur moet ontstaan, is het ook aan hem de voorwaarden te scheppen dat dit kan worden voorkomen. Zoals ik regelmatig aan de kinderen vraag bij kritiek en problemen: ‘Wat doe jij er zelf aan om een bijdrage te leveren?’
Tot slot: Buiten de discussie van dit moment, kan het geen kwaad verder in de toekomst te kijken. Willen we wel onderwijs blijven geven in de huidige setting? Moet er niet een flinke verandering plaatsvinden om meer aan te sluiten bij de behoeften en ontwikkeling van kinderen? En welke rol hebben toetsen hierbij? Ik heb te weinig verstand van deze grote onderwerpen om hier een gedegen oordeel over te geven, maar verwijs graag naar mensen als Martijn van Schaik die hiervoor hebben doorgeleerd. De moeite waard om te bekijken.
Een ouder van school zei laatst tegen mij: ‘Sjoerd, wat een gedoe met al die scholen. Wij gingen vroeger gewoon naar dezelfde middelbare school, er viel niets te kiezen’.
Kinderen die in groep acht zitten in Haarlem hebben over het algemeen een ruime keuze aan scholen voor voortgezet onderwijs. Met een vmbo-b advies is deze keuze beperkt, maar vanaf het vmbo-t wordt het aanbod groter. Er zijn dan ook veel open dagen, informatieavonden en meeloopdagen om inzicht te krijgen in de manier van werken op de school, het proeven van de sfeer en het komen tot een beargumenteerde keuze.
Het kiezen wordt moeilijker gemaakt doordat de kwaliteit van de Haarlemse scholen op orde is. Er wordt al jaren in het voortgezet onderwijs hard gewerkt deze kwaliteit te waarborgen en in de rapporten van de onderwijsinspectie valt dit terug te lezen. Zo’n beetje alle scholen vallen onder het basistoezicht, wat wil zeggen dat er het komende jaar geen reden is voor extra toezicht en de onderwijsinspectie geen aanwijzingen ziet voor tekortkomingen. Een stad als Haarlem mag daar trots op zijn.
Er wordt door primair en voortgezet onderwijs nauw samengewerkt om tot een goede toelatingsprocedure te komen. Dat is soms lastig omdat er sprake is van verschillende belangen. Voorop staat het kind maar daarnaast hebben scholen te maken met de wensen van ouders, besturen, onderwijsinspectie en de politiek. Ondanks deze verschillende partijen is er een helder toelatingsbeleid ontwikkeld waarbij het advies van de basisscholen voorop staat, zij kennen de kinderen het beste na acht jaar. De adviezen worden niet meer gebaseerd op momentopnames als een Eindcito, maar op basis van de inzichten van de basisschool, ondersteund door het leerlingvolgsysteem van groep 6 t/m 8 en de NIO-toets. Zo komt er een weloverwogen advies tot stand. En het voortgezet onderwijs neemt deze adviezen grotendeels over.
Daarnaast vindt er jaarlijks terugkoppeling plaats zodat de ontwikkeling van de leerlingen op het voortgezet onderwijs gevolgd kan worden en de basisscholen hun adviezen kunnen toetsen. Deze terugkoppeling gebeurt helaas nog niet door alle scholen op dezelfde wijze, daar valt winst te behalen. Er zou meer structuur in moeten komen. Er wordt hard aan gewerkt dit te verbeteren.
Doordat er een ruime keuze is ontstaat er soms een (luxe)probleem voor kinderen en ouders. Natuurlijk zijn er verschillen tussen de scholen.
Verschil in grootte, kies je voor een kleine vmbo-t school of voor een scholengemeenschap?
Verschil in specialisaties, ben je op zoek naar een sportklas, tweetalig onderwijs, extra aandacht voor creativiteit, multimedia of muziek?
Verschil in zorg en begeleiding, kies je voor een school waar veel van de zelfstandigheid wordt gevraagd, huiswerkbegeleiding wordt aangeboden of je gebruik kunt maken van de zogenaamde i(ndividuele)-uren?
Verschil in profielen bij het vmbo-b, wil je later iets in de zorg, de media, horeca of administratie en handel?
Elke school is uniek in wat er aangeboden wordt, welke specialisaties ze hebben en hoe er met kinderen en leren wordt omgegaan.
Genoeg om te kiezen dus. Maar het is misschien goed om te weten dat uit mijn ervaring is gebleken dat een kind het op elke school naar zijn zin kan hebben en ruimte krijgt voor ontwikkeling. Dat wordt ieder jaar sterker geïllustreerd door de verhalen van de leerlingen die zijn uitgeloot. Tot nu toe is elke uitgelote leerling gebleven op de school waar hij terecht is gekomen en komen ze met positieve en enthousiaste verhalen terug.* Want niet alleen de school is van belang, maar ook de klas, de mentor, de leerkrachten en vooral de mentaliteit van het kind zelf. Je zult je best moeten doen om er iets van te maken op school, waar je ook terechtkomt. Erg jammer overigens dat er nog maar enkele scholen zijn met gemengde brugklassen. Want mogelijkheid tot ontwikkeling is er overal, maar we willen met zijn allen wel kinderen erg vroeg laten kiezen en maken de mogelijkheid om door te groeien ieder jaar minder eenvoudig. Hulde aan de scholen die oog blijven houden voor het kind en het risico aandurven kansen te geven en uitdaging te bieden.
Ik begrijp dat het moeilijk is om te kiezen, zeker wanneer je te maken hebt met kansen op loting. Toch adviseer ik elk jaar de kinderen en ouders vooral veel scholen te bezoeken zodat je de sfeer kunt ervaren en met name op deze ervaringen en het daarbij behorende gevoel een keuze kunt maken. Meestal geeft dat de juiste doorslag. Ook op dit moment zijn de kinderen ouders druk bezig met de scholenbezoeken en het maken van lijstjes met voors en tegens. Ze worden daarbij geholpen door onder anderen het Brugboek en de website van Brugweb. En daarnaast proberen wij als school iedereen zo goed mogelijk te informeren over alle mogelijkheden. Over twee weken heeft ieder kind zijn eindadvies binnen en kan de daadwerkelijke aanmelding beginnen. Een spannende tijd met veel onzekerheden op die leeftijd. Het is nooit te voorspellen of de keuze juist zal blijken te zijn, maar dat je hier zelf aan kunt bijdragen is een feit.
Ik probeer de kinderen voldoende voor te bereiden en bagage mee te geven om deze stap te kunnen maken. En regelmatig komen ze vertellen hoe het met ze gaat. Vandaag stonden er ineens tien meisjes van vorig jaar op de stoep om elkaar weer eens te zien en te vertellen over hun nieuwe ervaringen. Ook mailen we als school met ouders om te vragen hoe het gaat. We blijven graag op de hoogte, niet alleen op basis van de rapportcijfers, want die zeggen niet alles. Soms verloopt de ontwikkeling van een kind niet zoals verwacht, en dan moeten we analyseren waardoor dit komt. Met elkaar proberen we op die manier het onderwijs en de overgang van primair naar voortgezet onderwijs in Haarlem naar een hoger niveau te krijgen.
*Ik maak een uitzondering voor leerlingen die door een tweede loting vorig jaar in een andere regio naar school moeten. Dat wordt met een aangepaste regeling hopelijk dit jaar voorkomen.
Als je in groep acht zit ben je bijna klaar voor een belangrijke nieuwe stap in je leven: een nieuwe start maken op het voortgezet onderwijs. Je komt in contact met nieuwe mensen, nieuwe invloeden en gaat jezelf echt leren kennen in de puberteit. Een behoorlijk ingewikkelde, uitdagende en spannende tijd waarbij je veel keuzes gaat maken die van invloed zijn op de rest van je leven. De mogelijkheid om jezelf te leren kennen, weten hoever je kunt gaan in het ontdekken van alles waarmee je in aanraking komt en als een zelfverzekerde, autonome en sociale leerling de nieuwe school binnenstappen is dan iets waar door de basisschool samen met de ouders hard aan gewerkt wordt. Voorlichting speelt daarin een belangrijke rol. Ik wil graag drie voorbeelden met je delen vandaag.
Sinds een jaar of vijf krijgen we rond deze tijd bezoek van twee politieagenten in de groepen acht. Zij verzorgen een voorlichting over drugs en alcohol. De kinderen wordt verteld welke vormen van alcohol en drugs er zijn, waar ze mee in aanraking kunnen komen, wat de risico’s en gevaren zijn, hoe ze daar mee om kunnen gaan en op welke manier ze deze risico’s zoveel mogelijk kunnen voorkomen. In de tweede les nemen de agenten een ‘ervaringsdeskundige’ mee, sinds vorig jaar Hans, die zijn levensverhaal vertelt en op indrukwekkende wijze duidelijk maakt hoe je verslaafd kunt raken en welk effect dit kan hebben op je leven. Elk jaar kijken de kinderen uit naar deze voorlichting. Ze nemen het serieus, stellen goede vragen en zijn zich na de lessen weer een stuk bewuster van de keuzes die zij zelf gaan maken later. De kans is groot dat in de brugklas of de tweede klas van het voortgezet onderwijs deze voorlichting opnieuw wordt gegeven, de kracht van herhaling. Op de site van L&F-advies kun je meer lezen over de werkwijze van deze organisatie. Want ze doen veel meer dan alleen voorlichting geven over alcohol en drugs. En op de site van Hans van Wendel kun je zien welk verhaal wordt verteld door de ervaringsdeskundige.
De tweede organisatie die jaarlijks in de klas komt vertellen is de NS. Natuurlijk niet om de kinderen wijs te maken in de wereld van het openbaar vervoer en de nadelen die reizen soms kan hebben, als je bijvoorbeeld 4 uur doet over het traject Rotterdam – Haarlem (hier spreekt een ervaringsdeskundige op dit gebied). Het gaat om de organisatie Luisteris, waarbij twee medewerkers vertellen over de ‘onprettige’ en soms zeer aangrijpende situaties die conducteurs en machinisten tegenkomen in de praktijk. Denk hierbij aan vandalisme, agressief gedrag, baldadigheid dat uit kan monden in ongelukken, normen en waarden op en rond het spoor en onbezonnen gedrag. Kinderen moeten weten welke risico’s soms worden genomen door bijvoorbeeld het spoor snel nog over te willen steken omdat ze haast hebben, of om in de zomer lekker zittend op de rand van het perron te wachten op de trein. Er wordt gesproken vanuit ervaring dus het belang hiervan lijkt mij duidelijk. Fijn dat er aandacht is voor deze kinderen die de komende jaren regelmatig gebruik zullen maken van het OV. Bekijk de site voor meer informatie over de voorlichting.
Tenslotte wil ik het hebben over iemand die de laatste tijd veelvuldig in het nieuws is geweest. Dokter Corrie. Elke week kijkt groep acht het SchoolTV Weekjournaal en ineens was daar een wekelijks item waarbij dokter Corrie het heeft over ‘belangrijke, maar soms toch ook moeilijk bespreekbare onderwerpen zoals seksualiteit’. Het was even schrikken voor de leerkrachten omdat zij hier niet op waren voorbereid (zo ook voor mij) maar het bood een ideale aanleiding om wekelijks uitgebreid aandacht te besteden aan seksualiteit, het leren kennen van jezelf van binnen en buiten en met de kinderen hierover te praten. Je kunt je afvragen of het SchoolTV Weekjournaal hier het ideale platform voor is aangezien er ook op jongere leeftijd naar wordt gekeken en sommige scholen op andere momenten dit in het lesprogramma hebben ingebed, maar voor ons was en is het een prima manier als luchtige, grappige maar ook regelmatig serieuze start voor gesprek. Kinderen zijn nieuwsgierig en willen graag antwoord op hun vragen. Dat lijkt mij vrij normaal. Daarnaast is het prettig om met leeftijdsgenoten hierover te kunnen praten zonder dat het allemaal geforceerd wordt en niemand echt iets durft te zeggen. De klas kijkt wekelijks uit naar dit item, maar blijft ook geïnteresseerd in de rest van het programma. Er wordt door sommige kinderen ook thuis naar gekeken, en er zijn al fans gesignaleerd onder de ouders. Dokter Corrie weet als geen ander het ene moment serieuze onderwerpen aan te snijden (bekijk vooral het fragment hieronder over ‘anders zijn’), als het onderwerp zich ertoe leent grappen te maken en daarnaast op een heldere manier uitleg te geven. Voor ouders en leerkrachten een plezierige aanleiding voor en aanvulling op seksuele voorlichting.
Kinderen zijn allemaal verschillend, met hun kwaliteiten en onmogelijkheden. Komen uit verschillende gezinssituaties en krijgen verschillende waarden en normen normen mee. Maar de school, zowel in het basis- als voortgezet onderwijs, is de plek waar zij met elkaar in aanraking komen, letterlijk en figuurlijk. En dus is het van belang dat school en ouders gezamenlijk zorgdragen voor de voorlichting die nodig is om de kinderen bewust te maken van de maatschappij waarin zij opgroeien en welke risico’s dit met zich meeneemt. Keuzes maken de kinderen zelf, de basis waarop zij dit doen kunnen wij aan hen meegeven.
Ik hoop dat de Publieke Omroep oog blijft houden voor de positieve invloed die zij kunnen uitoefenen, en dat gemeenten subsidie blijven verstrekken aan organisaties als L&F. Ze doen ertoe!
Bekijk hieronder enkele fragmenten van dokter Corrie:
Ieder jaar keert de discussie terug in de kranten en bij kinderen, ouders en leerkrachten: waarom moet er geloot worden bij de keuze voor een middelbare school? We hebben in Nederland immers vrijheid van onderwijs, en dus het recht om de school te kiezen die past bij de wensen van kind en ouders? We hebben toch het recht een school te kiezen die aansluit bij de religieuze achtergrond van gezinnen? En het is toch logisch dat onze kinderen naar dezelfde school kunnen gaan? Dan maar 32 in plaats van 28 kinderen in een klas, of een extra klas erbij.
Zo eenvoudig is het helaas niet. In Haarlem wordt er sinds een aantal jaren geloot. Niet op alle scholen, en niet op alle niveaus. De reden van deze loting is eigenlijk vrij eenvoudig. Je hebt als school een beperkt aantal lokalen en leerkrachten ter beschikking waarmee je een beperkt aantal kinderen kunt plaatsen. Even een lokaal extra neerzetten en een leerkracht aannemen gaat niet zo gemakkelijk. Want wat als er ieder jaar een lokaal en leerkrachten extra nodig zijn, en na vijf jaar het aantal aanmeldingen flink afneemt? Moet je dan weer gaan slopen? En het personeel ontslaan? Er is teveel sprake van golfbewegingen om hier structureel een oplossing voor te vinden.
De vraag is waarom deze golfbewegingen er zijn. Ligt het aan de kwaliteit van de scholen? Is de ene school beter dan de ander? En zouden de scholen dan niet meer hun best moeten doen om meer aanmeldingen te krijgen? Ook deze vraag is niet simpel te beantwoorden. Vaak wordt er binnen dezelfde school op het ene niveau wel geloot, en op het andere niveau niet. Dat hangt niet af van de schoolkwaliteit, maar van het aantal plaatsen en aanmeldingen. Ik durf wel te stellen dat er in Haarlem geen slechte scholen voor voortgezet onderwijs zijn. Verschillen, die zijn er wel. Er zijn kleine scholen, scholengemeenschappen, scholen die zich specialiseren in muziek, media, techniek, cultuur, talen, wiskunde etc. Maar goed en slecht, dat verschil is er nauwelijks. Wel zijn er scholen met een goede naam en scholen met een slechte naam. En dat is jammer, omdat dit niet altijd op feiten en waarheid gebaseerd is, maar vaak op een gevoel en ‘horen zeggen’. Het is gemakkelijk om een slechte naam op te bouwen, maar moeilijk om er vanaf te komen. Zeker met de toetscultuur en de onderzoeken gebaseerd op alleen meetbare resultaten. Ontwikkeling van kinderen meten is meer dan alleen de toetsgegevens vergelijken.
Niemand zit te wachten op een loting. Ouders niet, leerkrachten niet, besturen niet maar vooral kinderen niet. Helaas is de praktijk niet zo maakbaar dat er precies evenveel aanmeldingen als plaatsen zijn. En dus zul je met een oplossing moeten komen. Er is vaak gesproken over de invoering van een keuze top 3 in plaats van 1, maar dan zul je zien dat nog steeds dezelfde scholen populair zijn en anderen niet. Geen oplossing voor het probleem. Ieder kind plaatsen op de plek van keuze kan ook niet, want dan zit je met een tekort en overschot aan lokalen en docenten.
En dus is loting een noodzakelijk kwaad. Hoewel, kwaad. Alle kinderen die ik in de klas heb gehad en zijn uitgeloot hebben het prima naar hun zin op de huidige school. Van belang zijn vooral de klas, de mentor, de leerkrachten en wat je er als kind zelf van maakt. Wel zijn er afgelopen jaren missers gemaakt in de communicatie, waardoor er teveel onzekerheid was bij kinderen en ouders. Hier is door de besturen en gemeente over nagedacht en komend jaar zullen de scholen eerst onderling bekijken of er voldoende plek kan worden gemaakt voor alle leerlingen op de juiste niveaus, zonder heel star van tevoren aan te moeten geven hoeveel plekken er zijn en waardoor je niet meer kunt schuiven. Hopelijk is er dan niet meer dan één loting nodig, want dat is er eigenlijk al één teveel.
Deze week stond in het Haarlems Dagblad dat het Eerste Christelijk Lyceum vanaf 2015 stopt met de zogenaamde voorrangsregeling. Hierbij mogen kinderen van leerkrachten voorafgaand aan een eventuele loting aangemeld worden, en dit geldt ook voor broertjes en zusjes. Deze regeling kunnen scholen naar eigen keuze hanteren. Ik ben inmiddels tot de conclusie gekomen dat, als je vooraf selecteren mogelijk wilt maken, dit vooral moet kunnen omdat je als kind een bepaalde zorgbehoefte hebt, of kwaliteiten en interesses waar de school zich in specialiseert. Niet omdat je vader of moeder toevallig op de school (of zelfs binnen het bestuur) werkt of omdat je broertje of zusje op dezelfde school zit. Elk kind is anders, elk kind heeft behoeften en dat is niet per definitie familiair bepaald. Helaas is deze ruime keuzemogelijkheid niet haalbaar.
Sommige scholen zeggen dat ze de religieuze achtergrond van belang vinden. Ik merk in de dagelijkse praktijk weinig van de invulling van scholen, dat hoor ik ook terug van oud-leerlingen en ouders. Het wordt vooral gebruikt als argument om loting te voorkomen. Maar noodzakelijk is het niet. In het basisonderwijs kan ik een dergelijke voorrangsregeling begrijpen, vanwege praktische argumenten. Maar in het voortgezet onderwijs kan elk kind zelf naar school.
Laten we vooral de kinderen de keuze geven, en met elkaar proberen hier zo goed mogelijk op aan te sluiten, met gelijke kansen en mogelijkheden. En laten we met elkaar zorgen dat de kwaliteit op alle scholen van een dusdanig niveau is, dat elk kind tot zijn recht kan komen. Geef scholen de kans dit voor elkaar te krijgen, schroom niet om feedback te geven en grijp in als er fouten worden gemaakt. Daar wordt het onderwijs in Haarlem alleen maar beter van.
Op www.brugweb.nl is meer te lezen over de toelatingsprocedure in Haarlem.